MENU

Buitenspektakel HaRT van theatergroep Vis à Vis

Tommy Wieringa – Het ‘eenvoudige leven’ van een literair...

april 17, 2013 reageren (0) Views: 1670 Life redactie blvd

‘Geen woning, Geen kroning’ – Een dag om nooit te vergeten

Om 08.00 uur precies klinken 101 saluutschoten over een nog doodstil IJ. het is woensdag 30 april 1980, de dag waarop prinses Beatrix ingehuldigd zal worden als nieuwe koningin. Het is prachtig weer. De prille blaadjes aan de bomen leggen een groen waas over de grachten en de lentezon schittert in het water. De stad is nog bijna uitgestorven, op een enkele vroege wandelaar na. Het lijkt wel zondag. Ook op de Dam is het stil. Tussen de Nieuwe Kerk en het Koninklijk Paleis controleren ceremoniemeesters de opgestelde pergola. De grasmat eronder is zo groen dat hij de blaadjes aan de bomen doet verbleken. (…)

Locoburgemeester Wim Sinnige vervangt die dag burgemeester Samkalden, die de hele dag in de Nieuwe Kerk de honneurs waarneemt. Hij loopt die ochtend onder het geronk van de politiehelikopters naar het hoofdbureau. Sinnige is in deze dagen een ontmoedigd man. De beelden van de Vondelstraatrellen, die eerder dat voorjaar in de kou en het halfdonker werden uitgevochten, staan hem nog in het geheugen gegrift. De tanks, de gewonden, de ongekende bitterheid van de gevechten… Zelf heeft hij begrip voor de doelstellingen van de kraakbeweging, maar in de gemeenteraad had zijn verzet tegen tanks in de straten van Amsterdam niets uitgehaald. En zijn protest tegen politioneel machtsvertoon tijdens ‘het feest dat Wiegel wilde’, zoals de kraakbeweging deze kroningsdag later spottend zal dopen, evenmin. (…)

Hanneke Groenteman zal vandaag verslag uitbrengen van de plechtigheden via de radio en zet meteen maar de toon die ze erbij vindt horen. “Goedemorgen allemaal, hier zijn we weer: een heel groot aantal minuten kroning vandaag uit Amsterdam”, schalt de stem van VARAverslaggeefster Hanneke Groenteman om enkele minuten voor half tien uit radio’s in het hele land. (…) “Het is fantastisch weer hier in Amsterdam, weer om te kraken, weer om te demonstreren. Ik vind het rottig weer om te kronen.” (…)

Op het hoofdbureau is het al een drukte van belang. Het zenuwcentrum van vandaag is de commandokamer, zelfs op dit vroege uur al een kakofonie van radiozenders, politieradio, ME-frequenties, mobilofoons en rinkelende telefoons. Er staat ook een televisie. Hier zit de stafchef openbare orde als een spin in zijn web van communicatiedraden, bijgestaan door een aantal stafofficieren en een mobilofoniste. Daarnaast is de beleidskamer, die vandaag als hoofd van de politionele acties zal gaan fungeren. Hier zijn rond een enorme tafel tientallen ambtenaren uit Den Haag, de provincie en de gemeente geposteerd. Voor hen talloze telefoons, achter hen televisies en radio’s.

Drie deuren van de commandokamer vandaan is de kamer van algemeen commandant Kees de Rhoodes, verantwoordelijk voor de ruim zesduizend politiemensen die vandaag in Amsterdam zijn. Daaronder zijn meer dan achttienhonderd ME’ers, vaak jonge jongens die vanochtend uit alle hoeken van het land in optocht naar de hoofdstad gereden zijn. De Mobiele Eenheid is onderverdeeld in twee bataljons, elk bestaand uit vier compagnieën. Die bestaan op hun beurt weer uit drie of vier pelotons, bijgestaan door speciale eenheden, zoals de Brand en Traangasgroep (BraTra), en de ruiterij. Het eerste bataljon is verantwoordelijk voor de veiligheid in de zogenaamde Binnenring, zoals het geheel voor publiek afgezette gedeelte direct om de Dam heen voor de gelegenheid is genoemd. Het tweede bataljon moet rust en orde bewaren in de zogenaamde Buitenring – een groot deel van de rest van de binnenstad. Naast de commandokamer, in een door een glazen wand afgescheiden kamertje, zitten twee brigadiers die de verkenners – ‘stillen’, in krakerstaal – coördineren. Deze agenten in burger, die in de meeste gevallen geen auto en dus ook geen mobilofoon hebben, zijn eerder die ochtend met een handvol kwartjes en een radiootje op pad gestuurd: “Hier, bel maar als er wat aan de hand is.” (…)

DE EERSTE VELDSLAG En er is al snel iets aan de hand. Wat een ludieke aangekondigde kraakactie zou moeten worden in de Kinkerbuurt, loopt door misverstand en miscommunicatie binnen het politieapparaat al snel uit de hand tot de eerste veldslag van die dag. Het hoofdbureau was als de dood dat het, net als een week eerder bij de Vondelstraat, echt oorlog zou worden en geloofde in kortstondig snel optreden.

Door het hele land klinkt de stem van de hijgende en af en toe hoorbaar rennende verslaggever van Radio Stad, Stan Van Houcke: “De ME-busjes worden onmiddellijk bekogeld met stenen, met vuur, met rookbommen. Ze gaan nu allemaal voor de deur geknield staan. Ze wachten nog, ze maken een volgende formatie, ze komen er nu aanlopen… Nou slaan ze weer keihard in op een jongen die gewoon bleef staan, de mensen lopen kei- en keihard terug, want de ME is echt van plan de zaak hier schoon te ruimen. Er wordt nu vreselijk hard geslagen en de ME die gaat in looppas, in looppas gaan ze nu, ik moet zelf ook even rennen, want anders krijg ik weer een paar tikken…!” (…) Overal klinkt het geluid van brekend glas, afkomstig van winkelruiten en ME-wagens. Rookbommen – oranje, voor de gelegenheid – en zakjes met rode, roze en witte verf vliegen door de lucht. Voortdurend klinkt het woedende gescandeer: “ME, weg ermee! ME, weg ermee!” Boven het strijdgewoel ronkt, te midden van de flarden rook van de rookbommen, de politiehelikopter. Actievoerders worden in portieken gedreven, terwijl ze zich tevergeefs proberen te beschermen tegen de klappen van de wapenstokken. Compleet over hun toeren geraakte ME’ers worden tot bloedens toe gestenigd. In een portiek in de Bilderdijkstraat raakt een van hen dusdanig in paniek dat hij zijn pistool trekt en in de lucht schiet. De sirenes van ambulances scheuren door het strijdgewoel, en de eerste gewonden worden afgevoerd. (…) Pas als men na een uur verwoed vechten in de commandopost in de gaten krijgt dat het inderdaad alleen maar een ludieke kraakactie had moeten worden in de Bilderdijkstraat, trekt de ME zich razendsnel terug. Het conflict lijkt nog beheersbaar. Het is één uur.

In de Nieuwe Kerk speelt het Noordhollands Koperkwartet onder meer ‘Festlicher Ruf’ van Händel en Bachs ‘Marcia Ritornello Coro’. De genodigden houden zich voornamelijk bezig met het doden van de tijd. “Zo, heeft iedereen een mooi plaatsje? En zit iedereen netjes in het pak?” vraagt de rijksvoorlichter jolig aan de journalisten op de perstribune. Een enkele PvdA’er zit alvast in zijn 1 mei-toespraak te bladeren. Op het hoofdbureau wordt Wim Sinnige afgelost door wethouder Jan Schaefer, een voormalig communistisch activist, die ondanks zijn promotie naar het pluche nog steeds onafscheidelijk is van zijn spijkerpak. Hij heeft meteen al geen trek in de Haagse bemoeials in het beleidscentrum, die daar een beetje zitten te doen alsof ‘hun’ feestje in een voor de gelegenheid afgehuurd Amsterdam wordt gehouden. Dus zoekt hij een lege kamer verderop in de gang en gaat daar voor de televisie zitten. Afgesproken wordt dat de algemeen commandant regelmatig even zal binnenlopen om hem de stand van zaken te melden en te overleggen. “Mensen van buiten snappen helemaal niet hoe het hier werkt”, bromt Schaefer. In de commandokamer eet Ton Koenders zijn van huis meegenomen boterhammen. Het is zijn motto tegenwoordig: altijd een grote stapel brood meenemen, want je weet op dit soort dagen nooit wanneer je iets te eten krijgt.

Elders in het bureau is bataljonscommandant Leendert Dorst koortsachtig aan het overleggen met een van zijn compagniecommandanten. Om twee uur zal de ‘demo’ waartoe de Autonomen met hun ‘Helm Hoofdzaak’-affiche hebben opgeroepen, en die alom wordt © rue beschouwd als hét kritieke punt van de dag, vertrekken vanaf het standbeeld De Dokwerker op het Jonas Daniël Meijerplein. En nu het in de Kinkerbuurt zo uit de hand gelopen is, is de stemming in de stad helemaal explosief geworden. Dorst is ervan overtuigd dat er maar één manier is om een herhaling van de gebeurtenissen van die ochtend te voorkomen, en dat is overleg met de organisatoren over een alternatieve route. Dat is echter gemakkelijker gezegd dan gedaan – Autonomen vind je nu eenmaal niet onder de A in het telefoonboek. De wildste geruchten over hun identiteit doen de ronde: ze zouden gelieerd zijn aan de Duitse Baader-Meinhofgroep en serieuze plannen hebben voor het omverwerpen van de regering. In de afgelopen dagen heeft Dorst in een vlaag van wanhoop al eens overwogen een oproep in de kranten te zetten om de Autonomen voor een gesprek uit te nodigen. Maar, zo had hij gedacht, als het inderdaad zulke bloedserieuze revolutionairen waren, zouden ze daar natuurlijk van z’n levensdagen niet op reageren. Dus bleef er eigenlijk maar één mogelijkheid over: proberen op de kroningsdag zelf, ter plekke, tot zaken te komen.

DE SLAG OM DE BLAUWBRUG VARA-verslaggever Bas Linders heeft zich ondertussen als een echte oorlogsverslaggever alvast van een goed uitzicht op het aanstaande strijdtoneel verzekerd: bovenop het dak van de Mozes en Aäronkerk, met een riant uitzicht op het Jonas Daniël Meijerplein, het Waterlooplein en de Blauwbrug. Beneden hem spelen kinderen in het zand van het enorme terrein waar binnenkort aan de bouw van een nieuw stadhuis begonnen zal worden. Verderop, op het Jonas Daniël Meijerplein, ziet hij de rode vlaggen wapperen van de groep Jonge Socialisten en PSPjongeren, die vanochtend op de Dam nog boe stonden te roepen.

Wam Kat, de 22-jarige voorzitter van de PSP-jongeren, kijkt tevreden toe hoe steeds meer demonstranten zich rond De Dokwerker beginnen te verzamelen. Als een van de weinigen in Nederland weet deze student sociologie precies wie de demonstratie heeft georganiseerd en wie de Autonomen zijn. Het idee voor de demonstratie is geboren ergens in de boezem van zijn eigen organisatie, en de Autonomen zijn twee jongens met een stencilmachine in Den Bosch, die het affiche mochten maken en het woord ‘autonoom’ wel spannend vonden. Eigenlijk is het dus allemaal een beetje spielerei, al zou je dat door de reacties van de buitenwereld niet denken: vorige week zijn van zijn boerderij in Coevorden nog de ruiten ingegooid omdat hij het ‘Helm Hoofdzaak’- affiche had opgehangen.

Ook anarchist Jean Tillie is onder de wachtenden bij De Dokwerker. Na een rookbomincident die ochtend op de Dam heeft hij een beetje door de stad gezworven. Zijn vrienden is hij allang ergens in het gewoel kwijtgeraakt. Niet ver van hem staan krakersleiders Leen en Leo. “Dit gaan we ze betaald zetten!” hadden ze tegen elkaar geroepen, nadat ze de ME die ochtend in de Kinkerstraat de aftocht hadden zien blazen. Maar alvorens richting binnenstad te gaan, waren ze eerst nog even langs huis gegaan om betere kleren en hun helmen halen. Leens helm is zwart geverfd. Leo heeft zijn leren actiejas aan, waarin altijd citroenen en een theedoek zitten tegen het traangas. Aan de Amstelkant van de Blauwbrug, bij de Magere Brug en bij de Jodenbreestraat staan compagnieën ME opgesteld. Hun commandant Leendert Dorst is echter nog steeds op het hoofdbureau aan het overleggen als om 13.24 uur vanuit de commandokamer wordt gemeld dat volgens de krakersradio de demonstratie in plaats van om twee uur, al om half twee zal beginnen. Vloekend rent Dorst naar zijn bus.

Bij De Dokwerker is de menigte inmiddels aangezwollen tot zo’n drieduizend man. Nadat iedereen een tijdje verwachtingsvol naar elkaar heeft staan kijken, pakt Wam Kat iets na half twee ten slotte maar zijn rode vlag en loopt richting Blauwbrug. En ja hoor – braaf drommen de demonstranten achter hem aan. Bij de brug gekomen ziet Kat naast de al opgestelde blauwe linies, nog een paar busjes die met gierende banden komen aanscheuren. Even later loopt een politieman in een gewoon uniform hem tegemoet, helemaal in zijn eentje. Dorst – want die is het – roept: “Met wie kan ik praten?” “Niemand!” wordt er geroepen, maar Kat vindt het wel verfrissend, een man met wie je tenminste kunt communiceren, en loopt naar hem toe. “Laten we in godsnaam praten…”, zegt Dorst. “U kunt niet naar de Dam. Ik heb opdracht u zo nodig met traangas en geweld tegen te houden. U kunt wel een andere route nemen.” De compagniecommandant óp de brug echter weet niets van de onderhandelingspoging van zijn meerdere. Hij kijkt nog eens kritisch naar zijn linies en vindt dat de mannen op het hoogste punt van de brug daar wel heel kwetsbaar staan. Per luidspreker beveelt hij hun de gelederen wat meer te sluiten. Gehoorzaam doen zijn mannen een paar stappen naar voren.

“Charge!” gonst het door de menigte achter Kat en bijna onmiddellijk suizen de stenen de onderhandelaars om de oren. Verschrikt springen Dorst en Kat terug, maar een van Kats medestanders komt tussen de linies terecht en weet alleen maar door heel hard langs de ME’ers naar voren te rennen, het vege lijf te redden. Vanaf zijn uitkijkpost op het kerkdak rapporteert verslaggever Linders: “…de Mobiele Eenheid, die staat keurig alsof een soort scheidingslijn, een soort finishlijn getrokken is midden over de brug, een wit lint van helmen staat daar de zaak tegen te houden. Nou, vooraan, beginnen ze een charge uit te voeren, ze lopen langzaam vooruit waardoor er enige paniek ontstaat in de dicht bijeengepakte menigte daar. Nu gaat het in looppas, de mensen stuiven hier het Waterlooplein op, daar wordt stevig gemept… en ja, daar beginnen de eerste stenen al te vliegen…” En zo ontbrandt om 13.57 uur de slag om de Blauwbrug. Het is kwart over twee.

Jean Tillie rent door het mulle zand van het Waterlooplein, struikelt, grabbelt een steen van de grond en gooit hem zo hard mogelijk naar de ME’er die hem op de hielen zit. En weer, en nog eens. Hij wacht het effect niet eens af, ziet niet of het raak is, ziet niet of de man blijft doorrennen of niet. Hij vecht in een roes, heeft het gevoel dat hij het allemaal van zich afgooit – die toestanden in de Kinkerbuurt, en vanochtend op de Dam, en die belachelijke kroning en de opgefokte, maffe sfeer van deze hele dag. Op de paarden, die als in een goedkope cowboyfilm tussen de stapels bouwmaterialen doorgalopperen, mikt hij niet. Maar wel naar de blauwe bussen, en naar ME’ers ook. Dat zijn voor hem geen mensen meer, dat zijn robotten, met hun helmpjes en hun uniformpjes. En zij slaan ook, hij ziet het om zich heen, soms met z’n drieën of vieren inslaand op weerloze, op de grond liggende mensen. Langs hem heen denderen de ruiters, die van bovenaf met hun wapen­ stokken slaan op alles wat hun voor de voeten komt. Mensen stuiven gillend weg. Een paard struikelt en zijn berijder rolt voor de voeten van enkele vervaarlijk uitziende demonstranten. Maar ze helpen hem in het zadel en roepen hem na: “Ivanhoe!” De pogingen van de ruiters om het Waterlooplein schoon te vegen, lopen vast op de enorme zand­ vlakte. Bovendien kunnen ze in het heetst van de strijd niet communi­ceren met hun commandanten en is er van een gecoördineerd optreden dus geen sprake.

Leen en Leo zijn als bezetenen met stenen aan het smijten. Leo voelt zich geweldig. Eindelijk is het zover, eindelijk zijn het niet zij die de klappen krijgen en moeten rennen voor hun leven, maar delft de tegen­ partij het onderspit. Want de ME’ers vluchten. Vanaf het dak van de Mozes en Aäronkerk rapporteert radioverslaggever Bas Linders: “Ja, het gaat hier maar door, demonstranten zijn nu weer helemaal gevor­ derd tot aan de Blauwbrug. Ze hadden op een zeker moment een aantal politiebusjes omringd, die toen maar in een wilde rit door de menigte het hazenpad hebben gekozen, voor zover busjes dat kunnen…” In zijn commandowagen roept Dorst wanhopig in de mobilofoon: “We houden het niet! Overal om ons heen trekken de troepen door richting binnenstad. Wij houden dit niet meer.” Commandokamer: “Wie was dat hier voor spoed, over?” Dorst: “Heeft de GG&GD nodig voor gewonden bij de politie, over.” Commandokamer: “Waar is dat, over?” Dorst, geïrriteerd: “Op de Blauwbrug, uiteraard.” Dan komt de luchtverkenner tussenbeide, vanuit de helikopter: “Die ME moet zich op de Blauwbrug op blijven houden. Doen ze dat niet, dan lopen ze grote kans van achteren ingesloten te raken, over.” Commandokamer: “35.91 komt u uit voor de 35.00, over. U moet blijven op de Blauwbrug, anders wordt u onder de voet gelopen, over. Hebt u dit verstaan?” Dan klinkt Dorst weer door de krakende mobilofoon: “Met spoed, mag ik toestemming voor traangasgebruik?” Commandokamer: “Ja, dat is begrepen.” Dorst, ongeduldig: “Mag ik toestemming?” Commandokamer: “Ja, dat heeft u.” Enkele minuten later ziet heel Nederland op de televisie hoe de wind dikke wolken traangas terugdrijft over de Blauwbrug, recht in de ogen en kelen van de aan alle kanten belaagde ME’ers.

Vanuit de hele stad rijden nu colonnes blauwe busjes met sirenes en zwaailichten richting Waterlooplein om hun in het nauw gedreven collega’s bij te staan. Maar de demonstranten beginnen de smaak echt te pakken te krijgen. Ze winnen! “De politie vraagt om versterking”, meldt kraak­ radio de Vrije Keyser strijdlustig. “Allemaal naar het Waterlooplein. Dat kunnen wij ook!” De menigte joelt. Het geknal van uit sponningen springend glas ver­ mengt zich met de knallen uit de traangasgeweren. Overal, onafgebroken klinkt een pok! pok! van stenen op helmen, stenen op asfalt, steen op steen, steen op metaal. Op de achtergrond klinken de sirenes van politie­ auto’s en ambulances. Opstijgende rookwolken van bommen en traan­ gasgranaten verduisteren de zon. Een van de compagniecommandanten ziet zijn mannen om zich heen als dominostenen vallen, grijpt zijn mobilofoon en vraagt toestemming voor een salvo karabijnvuur over de hoofden van hun belagers heen. Want, zo roept hij wanhopig: “Wij houden het niet meer!”

HET KOOKPUNT Op het hoofdbureau loopt algemeen commandant Kees de Rhoodes naar wethouder Schaefer, die de krijgsverrichtingen nog steeds in zijn een­ zame kamertje via zijn televisietoestel volgt. “Er is een situatie ontstaan waarin het de politie normaal gerechtigd is om te schieten. Mag dat?” Schaefer belt via de hotline met burgemeester Polak, die net in de Nieuwe Kerk toekijkt hoe de eerste opening van de Verenigde Vergadering der Staten­Generaal onder de nieuwe koningin plaatsvindt. “Nee,” zegt Polak, “onder geen voorwaarde.” “Nee”, zegt Schaefer tegen De Rhoodes, die zich weer naar de com­ mandokamer terugspoedt. Daar is inmiddels het kookpunt bereikt. Iedereen schreeuwt door elkaar heen. Een mobilofonist brult tevergeefs dat de GG&GD enkele zwaar­ gewonde politieagenten moet gaan halen, maar niemand reageert. De mobilofonist probeert uit de verwarde discussies opdrachten te destil­leren en die de ether in te sturen. Voortdurend laten de verbindingen het op cruciale momenten afweten. Er wordt gevraagd om waterwerpers, maar niemand weet op welke frequentie ze te vinden zijn. Eindeloos wordt geprobeerd bepaalde eenheden op te roepen, maar telkens komt plop! de stoorzender er weer doorheen. En in deze chaos raakt ergens het ‘nee’ van Polak verloren. De compagniecommandant staat bij zijn commandowagen en wacht tevergeefs op antwoord.

Achter de linies liggen al tientallen gewonde manschappen. Op de Blauwbrug doen de overblijfselen van zijn com­ pagnie manhaftige pogingen zich te midden van de rook en traangas­ wolken staande te houden. Overal om hen heen duiken figuren op, sjaal rond hun mond, steen in de hand. Ze rennen naar voren, gooien, en zijn razendsnel weer weg. Er komen er steeds meer en ze lijken gedreven door een tomeloze energie. De belaagde ME’ers denken niet eens meer aan terugslaan, aan vechten. Ze verdedigen zich alleen nog maar. Als ze hun schild voor hun bovenlichaam houden om een steen te pareren, wordt er met volle kracht hard op hun benen gemikt. Laten ze hun schilden zakken, dan zijn het de schouders en gezichten die de volle laag krijgen. Er staan hier pelotons uit de provincie, die het in tegenstelling tot die uit Amsterdam niet nodig hadden geacht beschermende kleding aan te schaffen. Er staan hier jonge jongens die normaal hun dagen slijten op een klein politiebureau, ergens in een vredig dorp of een provincie­ plaats. Hun dagje Amsterdam is uitgelopen op een nachtmerrie.

Het is twintig voor drie, op deze inmiddels steeds eindelozer lijkende dertigste april. In de Nieuwe Kerk worden in alle rust de namen van de leden van de Commissie van in- en uitgeleide van Hare Majesteit de Koningin voorgelezen. Her en der in de stille kerk wordt hartgrondig gegaapt. Buiten op de Dam is zowaar iets van een volksfeest ontstaan. Dagjesmensen slenteren langs de stalletjes en kraampjes, er treden wat muzikanten op, kinderen hebben oude Donald Ducks en speelgoed op een kleed uitgestald. De televisieploegen kunnen plaatjes schieten van een doorsnee Koninginnedag, zo eentje waarop het oranjezonnetje vrolijk schijnt. (…) Het is nog net geen drie uur als de luchtverkenner aan de commandokamer meldt dat er groepjes demonstranten gesignaleerd zijn op de hoek Damstraat/Oudezijds Voorburgwal – dus op nog geen tweehonderd meter van de Dam: “Wilt u ze tegenhouden voordat ze de Dam op gaan, dan moet dat wel héél vlug gebeuren, over.” (…) Enkele geüniformeerde agenten op de Dam zien de donkere massa demonstranten met hun rode vlaggen aankomen en doen instinctief het enige wat werkt: ze drijven het publiek op hun deel van het plein de Damstraat in, zodat er een soort tijdelijke buffer van verontwaardigde burgers en buitenlui ontstaat tussen henzelf en de demonstratie.

Ondertussen klinken in de verte al de loeiende sirenes van de ‘verse’ ME-pelotons, die zich een weg trachten te banen door het feestgewoel op het Rokin – een spoor van omgevallen kraampjes, geschrokken moeders met huilende kinderen en verontwaardigde standhouders achterlatend. Ook binnen de dikke muren van de Nieuwe Kerk ontstaat nu enige onrust. Verbaasd kijken de hoge gasten naar het plafond, waar de geluiden van sirenes en helikopters steeds duidelijker te horen zijn. Op de perstribune heeft iemand een radiootje waar zo onopvallend mogelijk naar geluisterd wordt. Het is precies één minuut over drie. De ceremoniemeester kondigt aan: “De Koningin!” Met in haar kielzog de rest van de familie schrijdt het kersverse staatshoofd langs de aanwezigen, die opstaan en het eerste couplet van het Wilhelmus inzetten. Het gezang blijkt echter niet voldoende om het nog steeds aanzwellende rumoer van buiten te overstemmen.

ALLE REGELS VERGETEN “Hoera! Hoera! Hoera!” echoot het door de kerk. De Herauten van Wapenen schrijden met hun trompetters naar buiten, en roepen: “Leve de Koningin! Leve de Koningin! Leve de Koningin!” De trompetters trompetteren. Ze worden beantwoord door politiemegafoons, die de laatste oranjeklanten op het plein manen zo snel mogelijk naar huis te gaan: “Het wordt hier veel te gevaarlijk. Wees verstandig.” (…) Op het Rokin vuurt Jaap Paap traangasgranaten af. En dat blijft hij doen, uren achter elkaar. Op een gegeven moment loopt zijn karabijn vast – het mechanisme is dichtgeslibd. Dan stopt hij de patronen er maar met zijn blote handen in. Even beleeft hij een angstig moment als de granaten opraken, maar goddank wordt hij door een autootje van een nieuwe lading voorzien. Deze granaten zijn aangevoerd uit Utrecht, aangezien de hoofdstad zijn voorraden er eerder die dag al compleet doorheen had gejaagd. En iedereen huilt, traant, braakt; de hele binnenstad verdrinkt in het gas. Er wordt nu geschoten met een mengsel van traan- en braakgas. Alle regels met betrekking tot het gebruik ervan zijn vergeten; in ieder geval houdt niemand zich er meer aan. Jean Tillie, die de hele tijd heen en weer rent tussen de twee frontlinies, heeft een flesje citroensap gekocht bij een drogist en zijn sjaal voor zijn mond gebonden. Meer ervaren activisten hebben helmen, gasmaskers en vaak met kranten of maandverband geïsoleerde leren jacks. (…) Het gaat maar door. Keer op keer ziet Paap ze weer over het Rokin aangolven; honderden demonstranten, gewapend met stenen, met ijzeren staven, soms zelfs hele verkeersborden. Een jongen zwaait met een grote rood-wit-blauwe vlag, een ander begeleidt iedere aanvalsgolf met zenuwslopend getrommel.

Zodra de afstand tussen hem en zijn belagers zo klein geworden is dat zij hem met hun stenen kunnen raken en hij een granaat tussen hen in kan schieten, haalt hij zijn trekker over. Eén keer raakt een granaat een meisje vol in het gezicht. Ze gaat bloedend tegen de grond. (…) Het is half vijf: de carillons in de hele stad zetten eensgezind het Wilhelmus in. Vanaf haar bronzen sokkel kijkt de jonge Wilhelmina, wier kleindochter nu onder zulke extreme omstandigheden koningin moet worden, onbewogen neer op de heen en weer golvende gevechten. Vanaf het Spui komen ook af en toe cafégangers kijken naar het fascinerende schouwspel, een pilsje in de hand. Want terwijl op sommige plekken een complete stadsoorlog is uitgebroken, gaan elders de feestelijkheden gewoon door. Het is Koninginnedag, tenslotte.

Het complete boek van Annejet van der Zijl: ‘Een dag om nooit te
vergeten’ ligt nu in de boekhandel. Uitgeverij Querido, ISBN 9789021448015, €6,95

NASCHRIFT

Jean Tillie werd wetenschappelijk medewerker van de vakgroep Politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is tegenwoordig hoogleraar.

Leen van den Berg nam na 30 april 1980 ontslag bij de school waar hij werkte. Hij en Leo Adriaenssen (3) vormden omstreeks 1984 het middelpunt van de zogenaamde ‘bonzendiscussie’ in de beweging, naar aanleiding van intern geweld tegen vermeende infiltranten. Later werd Van den Berg actief in het vluchtelingenwerk en vestigde hij zich als filmproducent. Adriaenssen promoveerde in 2007 op een onderzoek naar staatsgeweld aan de Universiteit van Tilburg. Hij overleed in 2012.

Wam Kat moest enkele dagen na 30 april 1980 zijn voorzitterschap van de PSP-jongeren opgeven, nadat hij aan een journalist had verteld iets met de Autonomen te maken te hebben. Kort daarop kreeg hij een hartaanval. Na zijn herstel heeft hij zijn studie sociologie afgemaakt. Hij woont tegenwoordig in Duitsland, waar hij actief is als activist en politicus, met name op het gebied van internationale acties voor het milieu.

Stan van Houcke deed samen met Heikelien Verrijn Stuart verslag van de rellen voor Radio Stad. Via de VARA-radio was hij die dag samen met Hanneke Groenteman te horen. Radio Stad en VARA veroorzaakten nogal wat opschudding met de tendentieuze opruiende berichtgeving, naar aanleiding waarvan de GPV kamervragen stelde. In 2003 ontving Stan van Houcke de prijs voor Journalist voor de Vrede, die door het Humanistisch Vredesberaad (HVB) jaarlijks wordt toegekend aan een journalist in het Nederlandse taalgebied die zich onderscheiden heeft door onafhankelijke, objectieve en kritische berichtgeving, en aldus bijgedragen heeft tot een cultuur van vrede en rechtvaardigheid.

Heikelien Verrijn Stuart studeerde filosofie en rechten. Na Radio Stad werkte ze voor de VARA en de VPRO en ze was als juridisch commentator verbonden aan NOVA en de NOS. Ze is onder meer lid en vicevoorzitter van de Adviesraad Internationale Vraagstukken. In 1993 werd zij lid van het bestuur van Press Now, een organisatie die onafhankelijke media in conflictgebieden steunt. Ze is lid van de Commissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog en van de Maatschappelijke Adviesraad van de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Tilburg. Ook is zij lid van de jury van de Spinozalens, een onderscheiding voor denkers over ethiek, en voorzitter van de Lawyers for Lawyers Award. Sinds juni 2007 is zij lid van het Algemeen Bestuur – en sinds december 2011 van het Dagelijks Bestuur – van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.

Hanneke Groenteman volgde het gymnasium aan het Spinoza-lyceum in Amsterdam. Daarna deed ze de secretaresseopleiding bij Schoevers en studeerde ze enige jaren Frans aan de Universiteit van Amsterdam. Ze was lid van de studentenbeweging Politeia en van de Socialistische Jeugd. In 1975 ging ze bij de VARA-radio werken. Later ging ze naar de VPRO waar ze zeven jaar het kunstprogramma De Plantage presenteerde. In 1998 presenteerde ze ook Zomergasten. Vanaf 2007 presenteert Groenteman het programma Sterren op het Doek voor Omroep MAX.

Tags: ,