MENU

Mockba, hoofdstad van het wilde oosten

Noord Korea, theater onder regie van de Kim-dynastie

mei 6, 2013 reageren (0) Views: 2162 Travel redactie blvd

Havana, happiness is a cigar

In de eetzaal zie ik de schimmen van obers in witte livreien, vaag dringt het slaperige ritme van een salsa-ensemble door tot mijn vermoeide oorschelpen en vlak voor me deinen gebronsde danseressen met pompons op hun achterste voorbij, maar alles lijkt ver weg en onbereikbaar, alsof ik het waarneem vanachter een muur van perspex. Nee, dit is niet dezelfde kosmische ervaring als toen ik eens met mijn hoofd naar beneden eindigde op de grond van café Schuim, vele jaren geleden alweer, na het nuttigen van een iets te sterke Afghaan. Weliswaar is nu ook sprake van bewustzijnsvernauwing, maar niet van bewustzijnsverlies. Medisch lijkt het me te duiden op het afknellen van luchtwegen, aderen en zenuwbanen.

“Hij valt niet goed, geloof ik”, mompel ik tegen Boudewijn van Rompu, voorzitter van de Saigon Cigar Club, die naast me in black tie staat te genieten van zijn Habano. “Kan gebeuren”, antwoordt de oud-medewerker van Heineken toegeeflijk. “Dat had ik bij de eerste tien sigaren ook wel eens. Moet je gewoon even gaan zitten. Gaat vanzelf over. Beetje frisse lucht kan wonderen doen. Water wil ook wel eens helpen. “

Ik zet mijn mojito weg, leg de sigaar in een asbak en zak neer in een stoel naast Ben Vinken, de hoofdredacteur van El Gusto, het meest gezaghebbende sigarenmagazine van België. Hij is geheel verdiept in de olfactorische ervaring van zijn Cubaan. “Dit is een straffe rakker”, hoor ik zijn freelanceredacteur Katrien Bruyland goedkeurend opmerken. “Het lijkt misschien niet veel, maar dan komt hij ineens heel peperig en branderig uit de kast, heel machtig. Je valt er zo van om, als je niet oppast. Ik houd van dit soort sigaren, sigaren waar je voor moet werken. Genot moet niet vanzelf komen.” Het klinkt als een beginselverklaring. Heerlijk, die zachte zeebries door de ramen. En inderdaad, na enige tijd van eenzame contemplatie en veel water gaat het weer. Sigaren roken is een kunst, en dat geldt zeker voor de beroemdste en heftigste sigaren ter wereld, de Habanos.

Gratis rum We zijn hier voor het veertiende Festival Habano en hoewel ik nauwelijks rookervaring heb, lijkt me dat een goede manier om Cuba en zijn bekendste exportproduct te leren kennen. Al een uur na aankomst kregen we een mooie introductie tot het land van communistisch joie de vivre, toen we in een uitspanning langs de weg een glas ananaskokosmelk bestelden. Dat kostte 2,50 CUC (iets meer dan twee euro in de plaatselijke convertibele peso), maar dan mocht je er ook zoveel rum in gieten als je wilde. Achter het barretje stond een leuke meid met castagnetten te zwaaien op zwoele Cubaanse ritmes waarop zelfs de buschauffeur met zijn heupen stond te wiegen. Een uur later werden we uitgeladen voor de majestueuze deuren van Hotel Nacional de Cuba, het beroemdste hotel van Havana, dat door de gids werd geïntroduceerd als ‘het hoofdkwartier van de maffia in de jaren veertig en vijftig’. Inderdaad overlegden capi Lucky Luciano en Meyer Lanski hier eind jaren vijftig over de toekomst van het gokken op Cuba, en met name die van het casino van het hotel. In de kamer ernaast sliep Frankie ‘The Voice’ Sinatra en niet veel verderop ontvingen Fidel en zijn voorganger Batista hun hooggeplaatste buitenlandse gasten in de presidential suite, net als zijn regerende broer Raúl nu. Weliswaar gaat het raam van mijn kamer pas na veel wrikken open en sijpelt het badwater door de kieren van de oude verchroomde kranen, maar het enorme hotel heeft absoluut grandeur. De mannen (en één vrouw) van de sigarenclubs van Dendermonde en Brugge/ Knokke zitten op de patio aan hun sigaren te lurken alsof ze zich er helemaal thuis voelen. Een echte Cubaansesigarenroker zondert zich af met de bedachtzame overgave van een Tibetaanse monnik, met een cuba libre of mojito binnen handbereik.

Bijzonder aan deze trip, die is georganiseerd door importeur Cubacigar Benelux, is ook de aanwezigheid van de voluptueuze Lesley-Ann Poppe, voormalig Misses Globe Belgium en lid van de band B-A-B-E (Blond Ambition Babes), die is gecontacteerd om de sensuele aspecten van de Habano te benadrukken. In Vlaanderen is de blondine een celebrity, vooral door de charmante manier waarop ze over de soep hing in een kookprogramma, maar ze is ook covermodel van de Nederlandse Playboy van maart. Lesley-Ann heeft haar lichaam geboetseerd tot in de perfectie, maar is verder heel toegankelijk gebleven. Als ik haar bij het zwembad vraag of ze werkelijk sigaren rookt, antwoordt ze niet in het minst geschokt: “Ja, een per dag. Ik zou er wel meer willen roken, maar omdat ik een klein jongetje heb, moet ik dat buiten doen en dat rookt toch minder fijn.” Dat klopt helemaal met de filosofie van een lid van de sigarenclub Dendermonde, die me tijdens een feestelijk diner na afloop van een ‘spetterende show’ – God, wat duurde dat lang! – in het Karl Marx Theater bezwoer dat je sigaren altijd in een afgesloten ruimte moet roken, “anders gaan de aroma’s voor de helft verloren”. De mannen van de sigarenclub Knokke/ Brugge pikken ieder fotomoment met Lesley-Ann gretig mee, maar diep in hun hart zijn ze het waarschijnlijk eens met een van de grootste Habanorokers aller tijden, komiek Groucho Marx: “A woman is an occasional pleasure, but a cigar is always a smoke.”

 Oldtimers en Hemingway Het Habano Festival trekt dit jaar maar liefst 1500 aficionados van Havaanse sigaren uit de hele wereld, allemaal overtuigde liefhebbers die bij het horen van het woord ‘gezondheidsrisico’ onmiddellijk hun pistool trekken. En daarbij opmerken: “Wij inhaleren niet!” Graag wijzen ze erop dat de beroemdste (en grootste) tabaksplanter van Cuba, Don Alejandro Robaina, toch maar mooi 91 is geworden op een dieet van minstens vijf Cubaanse sigaren per dag. De persconferenties tijdens het festival zijn de enige die ik ooit meemaakte waarbij roken bon ton is; zelfs de sprekers steken een sigaar op. Op één na, een bijzonder hooggeplaatst man, misschien de Cubaanse directeur (er is ook een buitenlandse), waarvoor iedereen een staande ovatie overheeft. Hij geeft een toespraak die de gehele Cubaanse geschiedenis omvat, van de vreedzame overhandiging van de eerste tabaco (de Cubaanse benaming voor sigaren) door een Taino-indianenopperhoofd aan Columbus in 1492, tot de revolutie van Fidel (een fanatiek sigarenroker) en de demonisering van de sigarenroker nu.

Tussen de evenementen door is er ruimschoots gelegenheid om te genieten van de Amerikaanse oldtimers die over de Malecón sjezen, de twaalf kilometer lange boulevard waarlangs de villa’s uit de Spaanse koloniale tijd staan te verkruimelen, en van de historische binnenstad, om te eindigen met een goddelijke daiquiri in de Floridita, een van de favoriete hang-outs van niemand minder dan übermacho Ernest Hemingway. Het bronzen evenbeeld van de schrijver, die meer dan twintig jaar in Cuba woonde, zit er nog altijd aan de bar.

Natuurlijk moeten we ook ingewijd worden in het bijzonder arbeidsintensieve productieproces van de Habano, waarvan altijd trots wordt gemeld: “Hecho totalmente a mano”: geheel handgemaakt. Daarvoor trekken we naar Pinar del Río, ‘het Bordeaux van de Habano’. Pinar geldt als het beste productiegebied van Cuba, dat door zijn subtropische vochtigheidsgraad toch al geldt als ‘natuurlijke humidor’. In het open veld krijgen we uitleg over de verschillende delen van de tabaksplant. De bovenste bladen, die de meeste zon krijgen, worden ligero genoemd: die zorgen voor kracht van de sigaar. De seco zit in het midden en zorgt vooral voor de smaak en de aroma’s en de volado, onderaan, is goed voor de voorspoedige ontbranding. De bladeren worden van onder naar boven geplukt, daarna gaan ze naar de droog­ schuur, waar nijvere vrouwen ze samenbinden en te drogen hangen en na een eerste fermentatie vertrekken ze naar de fabrieken in Havana. Daar bezoeken we de fabriek waar de corona’s voor Romeo y Julieta worden gedraaid. Vooral vrouwen zitten in de grote zaal, druk doende hun quotum te halen met allerlei deeltaken: het ‘ontner­ ven’ van de bladeren, het razendsnelle rollen van het binnengoed in het omblad, het aanbrengen van het dekblad, de kwaliteitscontrole en de selectie op kleur – de vrouwen die dit werk doen, weten wel zestig verschillende soorten bruin van elkaar te onderscheiden. Een lector is er vandaag niet in de galera, de grote zaal waar de torcedores (de sigarenrollers) het dus zonder een voordracht van de sonnetten van Shakespeare doen.

In El Laguito, een villa in een buitenwijk van Havana, mogen we het productieproces van de meest illustere longfiller (een met tabaks­ bladeren in de lengte gevulde sigaar) aanschouwen: de Cohiba. De werktafels staan er tegen een classicistisch decor van prerevolutionaire tijden. Al snel worden er nuttige contacten gelegd en de Belgische dele­ gatie stapt bepakt en bezakt met tientallen vers geproduceerde sigaren de bus weer in.

Tijdens een masterclass krijgen we zelf ook de kans om te ervaren hoe moeilijk het is een strakke sigaar te draaien en op de Habano­beurs ontmoeten we Nederlander Henk Nota, die met Vrijdag Premium Printing de sigarenbandjes van alle echte Habanos levert. Alleen dit Eindhovense bedrijf kan de hologrammen drukken die de authenticiteit van al die Cohiba’s, Partagas, Churchills, Romeo y Julietas en al die andere merken waarborgen.

Tony Hoevenaars, directeur van Cubacigar Benelux, heeft ons een cursus ‘begeleid roken’ beloofd. In de rookruimte van de Casa del Habano van het Hotel Nacional zit hij er die morgen fris bij. Hij heeft vijf verschillende sigaren voor ons geselecteerd, om op milde wijze kennis te maken met de verschillende merken en ‘smaakrichtingen’ binnen het Habano-spectrum. Twee Montecristo’s, een Cohiba, een Romeo y Julieta en een Hoyo de Monterrey, en dan ‘voor de aardigheid’ nog een Guantanamera. Met zijn ‘knipper voor dummies’, een sigarenknipper waarmee je het ‘hoedje’ aan het mondstuk precies op lengte kunt afknippen, maakt Tony de proefsigaar, een Montecristo nummer 5, gereed voor consumptie. Daarna wentelt hij het uiteinde boven een ontvlamd cederhoutje en blaast hij er af en toe tegenaan tot een mooie askegel ontstaat. “Je moet doorroken tot het omslagpunt,” doceert hij, “op ongeveer twee derde van de sigaar. Maar je kunt natuurlijk ook eerder ophouden.” Al snel komen proeftermen als zwarte peper, stro, humus, geroosterd brood, zoete kruidigheid en chocola voorbij. “Je moet een sigaar bedachtzaam roken. Kleine trekjes nemen en de rook laten circuleren in je mond, zodat de aroma’s vrijkomen”, weet Tony. “En nooit, maar dan ook nooit de sigaar uitdrukken.” Als een euthanasiedeskundige voegt hij eraan toe: “Je moet hem zachtjes en waardig laten sterven.”

Een humidor van 360.000 Euro De Amerikaanse James ‘Jim’ Belushi treedt op met zijn mondharmonica – hij maakt zelfs een achterwaartse radslag – net als Roxy Music-gitarist Phil Manzanera, twee jonge operazangers zingen een aria uit Romeo & Julia, de Habanosommelierwedstrijd wordt gehouden en natuurlijk is er het gala op de slotavond met alle 1500 genodigden, waarbij Boudewijn van Rompu na een ambtstermijn van twaalf jaar plechtig de voorzittershamer van de Saigon Cigar Club overhandigt aan zijn opvolger, het enige andere lid van het genootschap, Sven Bax.

Ieder jaar wordt het gala besloten met de veiling van door ambachtslieden gemaakte humidors. Het zijn ware kunstwerken van ambachtelijkheid, soms wel twee meter hoog, die honderden Habanos bevatten. De opbrengst gaat naar het goede doel en de prijzen (in euro’s) rijzen al snel de pan uit. Zestigduizend euro, tachtigduizend, honderdduizend… Wie biedt er meer? Als laatste komt een Cohiba-humidor onder de hamer: een replica van El Laguito met afstandsbediening om de 520 Cohiba’s en bloc verticaal door het dak omhoog te laten komen. Al snel stijgt de prijs naar grote hoogte, tot opwinding van de zaal. Maar wat zien we nu? Een camera brengt Lesley-Ann in beeld, die een bordje opsteekt. “280.000”, zegt de Britse veilingmeester. Al snel gaat er iemand overheen, en dan zien we ineens Nicky de Meire, marketingmanager van Cubacigar Benelux. “300.000!” Als daar weer een bieder overheen gaat, komt het glunderende hoofd van onze eigen Tony in beeld, die zowaar 340 biedt. Maar de humidor gaat toch naar een andere bieder, die er een beetje verbluft bij kijkt, alsof hij er toch niet helemaal zeker van is of hij genoeg geld op zak heeft. “We dachten: leuk voor de klanten, zo’n humidor”, zegt Tony later laconiek. “De zaken gaan goed de laatste tijd, en je kunt zoiets afschrijven.” Met onze eigen plastic reishumidor met Habanos stappen we de volgende dag, na een laatste bezoek aan de nachtclub Salon Rojo, weer op het vliegtuig, een revolutionaire ervaring rijker.

Tekst: Fabian Takx
Foto’s: Fabian Takx, Cubancigar Benelux en www.istock.com

Tags: