Toegewezen gidsen Om Noord-Korea binnen te komen, moet een visum worden aangevraagd bij een ambassade, maar daarvan is er in Europa geen. Er is er een in Bejing en een in Moskou, wat betekent dat je Noord-Korea alleen via China en Rusland kunt bezoeken. Via buurland Zuid-Korea is dat onmogelijk: tussen de twee landen ligt de best bewaakte grens ter wereld, met naar verluidt ook de zwaarst bewapende grenswachten. Officieel zijn Noord- en Zuid-Korea immers nog in staat van oorlog, een vrede is nooit getekend. Een oude Toepolev 134 van Russische makelij, met de bekende glazen neus, brengt ons naar de hoofdstad Pyongyang. Meteen heb ik het idee dat ik aan een kruisverhoor onderworpen ga worden door de strak in het uniform zittende, nors kijkende militair die ik al heb gespot in de aankomsthal. Maar het inleveren van mobiele telefoon en paspoort aan de toegewezen gidsen, die gedurende ons verblijf altijd en overal in de buurt zullen zijn, is voldoende.
Het is alsof we door een theaterdecor in en rond Pyongyang worden rondgeleid, een stad die ergens in de jaren zestig is opgericht en voor de rest niet meer is aangeraakt. Je mag er niet wonen als je geen lid bent van de partij. Op een paar mensen na die zo nu en dan aan de andere kant van de weg lopen, zijn de straten volkomen leeg. Er is nauwelijks verkeer. Over het grote Kim Il-Sung-plein, waar ook de welbekende parades worden gehouden, slentert een oudere dame langzaam met haar stok het plein over. Een vader en dochter lopen langs me heen. Vader draagt een wel erg Amerikaanse, Ray-Baneske zonnebril; een opvallend contrast dat me nog vaker zal opvallen tijdens mijn bezoek – dit gesloten, in zichzelf gekeerde communistische land laat soms wonderlijk genoeg westerse invloeden binnen. Zo kun je in de hotels of op andere plekken waar de portemonnee getrokken moet worden betalen met de Chinese yuan of de Amerikaanse dollar – waarschijnlijk goed verhandelbaar op de zwarte markt, die helaas niet te bezichtigen is.
Rebellie van een westerling We worden van bezienswaardigheid naar bezienswaardigheid gesleept. Je hebt al snel door dat je alleen krijgt te zien wat ‘ze’ willen dat je ziet. Je zet geen stap buiten de paden die vooraf zijn bepaald. Ook wordt al snel duidelijk dat de gidsen elke avond verslag uitbrengen van wat er is gebeurd, om daarna te horen te krijgen wat er de komende dag op het programma staat. Menigmaal verandert het schema overigens ook nog in de loop van de dag en kom je in een geheel ander decor terecht dan gehoopt. Van de twee gidsen die de begeleiding verzorgen is er één ervaren, de ander is een groentje. Het blijft moeilijk aan te nemen dat zij geloven in de voorgestelde perfectie. Pas later blijkt dat de gidsen voor het begeleiden van bezoekers een ongekende luxe krijgen die ze zich zelf nooit hadden kunnen veroorloven: In het vliegtuig terug naar Beijing sprak ik een Roemeense journalist die erachter was gekomen dat de meeste gidsen geen loon krijgen maar in natura worden uitbetaald.
Op den duur wordt het gedrag van de gidsen vermoeiend en schier onuitstaanbaar. Zo mag je nooit als eerste of laatste de bus – of iedere andere ruimte – verlaten, maar word je als een groep jonge eendjes tussen de ouders geleid. Een westers mens wordt daar opstandig van. Mijn rebellie bestaat eruit langer dan nodig in een ruimte te blijven hangen, waardoor ik me kortstondig afzonder van de groep. Groentje komt ongerust kijken en spoort me aan snel verder te lopen. Jennerig stel ik hem vragen om te zien hoelang ik het kan rekken. Het is het minieme verzet dat ik kan plegen in een omgeving die voor de rest aan alle kanten zonder één millimeter speling dichtgetimmerd zit.
Als een Zwitsers uurwerk Elke dag krijgen we die theatervoorstelling voorgeschoteld. Tijdens een bezoek aan een school aanschouwen we letterlijk theater. Van klas tot klas tonen voorgeprogrammeerde kinderen op commando hun kunsten op viool, op piano en zelfs op de computer. Geen moment heb ik het gevoel dat de kinderen enige keuzevrijheid hebben, dat ze ervoor kunnen kiezen om buiten te spelen of te studeren. Ze zijn getraind om hun kunsten te vertonen in naam van de Leider. Het zijn momenten die me bijna ziek maken. Later in de week komt datzelfde gevoel in misschien nog wel heftigere mate terug bij de opvoering van de Arirang Games in het immens grote 1 Mei Stadion. Eén kant van het stadion is volledig gevuld met Koreanen, die ieder een bord omhoog houden en gezamenlijk door de verschillende kleuren en vormen een gigantisch levend decor zijn. Met perfecte timing worden de borden omgedraaid en ontvouwt zich telkens een nieuw beeld. Terwijl op het veld een groot schouwspel over de geschiedenis van de DPRK wordt opgevoerd met massa’s mensen, kinderen, vlaggen en muziek, verandert de achtergrond continu van beeld om zo het verhaal te illustreren. Het schouwspel past als een Zwitsers uurwerk in elkaar. Maar waar wij gewend zijn dat jongeren en volwassenen dit doen, draaien hier ook jonge kinderen mee als radertjes in de machine.
Hoe overweldigend het spektakel ook is, ik voel voornamelijk medelijden en onmacht dat ik aan dit helse, gedrilde bestaan niets kan veranderen. In een van de laatste acts verliest een kind haar attribuut. Terwijl de rest het veld afrent moet zij als enige in haar blauwe pak, dat fel afsteekt tegen het groene gras, terugrennen om het op te halen. Zal zij gestraft worden? En wat zal die straf dan zijn? Een enkele keer verlaten we Pyongyang om verder het land in te trekken. Onderweg naar een bestemming moeten we een tussenstop maken in een compound midden op het platteland, dat een volslagen droge en dorre indruk maakt. De compound is ommuurd, bewaakt en lijkt verder volledig uitgestorven. ’s Avonds komt er nog een aantal gasten bij: een oudere Engelsman die onder het eten luidkeels tegen zijn gids klaagt dat hij niet te zien krijgt waar hij om heeft gevraagd en twee jongere mensen, waaronder een student politicologie die vertelt onderweg met zijn gidsen verdwaald te zijn geraakt. Onder zijn gidsen brak lichte paniek uit op het moment dat ze op plekken kwamen waar de student had kunnen zien wat absoluut voor hem verborgen moesten blijven: de krampachtig verhulde armoede en hongersnood van een plattelandsdorp. Onder een brug lagen lijken opgestapeld.
Een nederige buiging De gidsen letten gedurende de week angstvallig op het fotograferen van soldaten. Als een gids vermoedde dat ik een soldaat had gefotografeerd, moest hij even mijn camera controleren. Tijdens een bezoek aan Kumsusam, het paleis met het opgebaarde lichaam van Kim IlSung en zoon Kim JongIl, is fotograferen ten strengste verboden. Jas en camera moeten bij binnenkomst in de garderobe achtergelaten worden. Uiteindelijk betreden we een grote ruimte met een meer dan levensgroot marmeren beeld van Kim IlSung. Met vier op een rij lopen we er gedwee naartoe, om op gepaste afstand, wanneer de gids een teken geeft, een nederige buiging te maken.
Via de coulissen beland je in een andere, gitzwarte ruimte, met in het midden het opgebaarde lichaam van de Eeuwige Leider. Op iedere hoek van de baar staat een soldaat op wacht. De stilte wordt alleen verbroken door het schuifelen van voeten, als we om het opgebaarde lichaam lopen en aan iedere zijde halt houden om een diepe buiging te maken. Het is een even vreemde als belachelijke vertoning, maar geen haar op je hoofd die eraan denkt om het niet te doen of er iets van te zeggen. Onderweg naar de garderobe zien we rijen militairen – zij hebben deze bezichtiging gekregen als dank voor hun deelname aan een parade, iets wat niet iedereen in het land gegund is – en als we onze camera’s terugkrijgen, is het duidelijk dat iedere camera heimelijk is gecontroleerd. Instellingen zijn veranderd en ze zijn zo dom geweest de camera’s niet op hetzelfde beeld terug te zetten. Ik neem wraak door een foto te nemen van een strak in het lid staande bewaker.
Cultuurschok Geheel overbodig brengen we nog een bezoek aan het Grand Monument on Mansu Hill, waarbij we vriendelijk doch dringend worden verzocht een bloemetje te leggen aan de voeten van de twintig meter hoge in koper gegoten Eeuwige Leider. Ook hier buigen we op commando. Ik vertrek geen spier, ben er inmiddels aan gewend. Ik hoor dat een toerist die hier op zijn buik liggend een foto had gemaakt subiet was opgepakt om te worden uitgezet. Zijn gedrag werd gezien als een grove belediging tegenover Kim Il-Sung.
Het stalletje waar we de bloemen kochten, bevindt zich middenin de stad. Aan de ene kant ligt een plein met watervalletjes en vijvers, waar een familie met kinderen verkoeling zoekt door pootje te baden. Aan de andere kant van de weg leest een man op een bankje tussen de struiken sereen een boek. Na een kleine minuut krijgt hij in de gaten dat er een camera op hem is gericht en als door de bliksem getroffen staat hij op en verdwijnt. Een bezoek aan Noord-Korea is een fascinerende cultuurschok, je stuitert van ongeloof naar onmacht. Het is een theater, soms letterlijk, maar altijd is het een trieste vertoning. Het land uitgeteerd, de bevolking uitgehongerd en nergens is er een spoortje hoop. Maar ik had de reis voor geen goud willen missen.
Tekst en fotografie: Maarten Noordijk
Tags: Korea noord korea reizen vakantie communisme Pyongyang Kim Il-Sung Kim Jong-?Il