En dat is een beetje vreemd voor een modern ding van staal van een goede honderd jaar oud, het symbool van de industriële vooruitgang aan het einde van de 19de eeuw. Ik had me heel lang verheugd op het moment. Liftend naar Parijs, op de périphérique-west, was eerst een puntje te zien. Ter plekke veranderde ik van een provinciaal in een man van de wereld. Hier begon het echte leven. Er volgden nog vele andere indrukken die dit gevoel bevestigden: de Eiffeltoren in zijn volle lengte, de geur van de metro die tot vandaag dezelfde is gebleven, van blauwe Gitanes die ik niet meer rook en die ik nog zelden ruik, van Franse koffie die anders ruikt dan de onze, het geluid van autobanden op een natte Champs Elysées, van de pneumatische remmen van de Renault-stadsbussen, het late avondgedruis van een drukke brasserie. Maar altijd weer doemt daarbij op de achtergrond die grote elegante ijzeren toren op.
Het had niet veel gescheeld of hij had er niet meer gestaan, want na de Wereldtentoonstelling van 1889, waar hij als toegangspoort voor werd gebouwd, zou hij gewoon weer worden afgebroken. Maar ach, laat hem nog maar even staan, er zijn zoveel mensen die hem nog niet hebben gezien. Eigenlijk wel handig ook, zo’n zendmast. Er werd steeds meer via de hoge antennes uitgezonden en er bleven maar mensen komen die hem wilden zien. Zo’n 400.000 in 1890, een aantal dat gestaag terugliep tot een gemiddelde van 250.000 per jaar, met als absolute dieptepunt het jaar 1914 met 150.000 bezoekers, toen men in Frankrijk en de rest van Europa wel wat anders aan het hoofd had. Dat geldt natuurlijk ook voor die andere oorlogsjaren. Sindsdien is het aantal alleen maar gegroeid, tot zo’n kleine zes miljoen per jaar nu. Wat neerkomt op een kleine 16,5 duizend per dag. Dat lijkt heel veel, maar dat zijn per twaalfurige opening 23 mensen per minuut. Dus gewoon kaartje kopen en rustig doorlopen. Alle tijd.
Gevarenpremie Gustave Eiffel, de architect die zijn naam onlosmakelijk aan het bouwwerk verbonden heeft, is er eigenlijk met andermans veren vandoorgegaan. De toren was een idee van twee medewerkers van zijn bedrijf: Maurice Koechlin en Emile Nouguier. Eiffel vond een toren, zomaar een toren, in eerste instantie een belachelijk idee, maar toen hij van alle kanten positieve geluiden hoorde, kocht hij de twee onmiddellijk uit. Eiffel, de IJzertovenaar, was in zijn tijd al een beroemdheid. Meester van de staalbouw, ontwerper van de meest fantastische bruggen – het viaduct van Garabit over de Truyère is misschien wel de spectaculairste, maar de twee bruggen over de Douro bij Porto zijn ook schoonheden – maar ook wereldberoemd om zijn samenwerkingsproject met de beeldhouwer Frédéric Bartholdi, dat resulteerde in het Vrijheidsbeeld in de haven van New York. Daarvan zijn nu nog een stuk of vijf voorstudies her en der in Parijs te zien, de bekendste en met vijf meter hoogte de grootste op haar eigen eilandje in de Seine. Twee jaar lang hadden vijftig ingenieurs aan de 5300 tekeningen van de ruim 18.000 ijzerstukken voor de toren getekend. Voor het grootste deel werd de constructie al in de fabriek van Eiffel in vijf meter grote stukken in elkaar gezet, die op de plek zelf in elkaar geklonken werden. In één jaar tijd, dacht Eiffel, maar het werden er twee.
Toen na een jaar de eerste verdieping bereikt werd, gingen de 250 arbeiders in staking. Ze vonden de zomerse werkdagen van twaalf uur te lang en bovendien wilden ze gevarengeld voor het werken op grote hoogte. De werkdagen werden korter, maar de gevarenpremie vond Eiffel onzin, want of je nou van dertig meter valt of van driehonderd, dood ben je in beide gevallen. En wonderlijk genoeg voor deze tijd is er niet één arbeider omgekomen tijdens de bouw. Wel was er eentje die zijn verloofde op een vrije zondag wilde imponeren door op grote hoogte op de balken te balanceren, hetgeen hem dus fataal werd. Op 6 mei 1989 opende de toren zijn deuren voor het publiek. De liften waren nog niet geïnstalleerd, maar zo’n kleine dertigduizend man ging alvast lopend naar boven. Inmiddels hebben meer dan 200 miljoen mensen de topattractie bezocht en het lijkt alsof de populariteit van de toren alleen maar toeneemt. Drie jaar geleden vierde hij zijn 120ste verjaardag. Destijds ging het gerucht dat ter gelegenheid hiervan de bovenste verdiepingen zouden worden uitgebreid om de grote stroom verwachte bezoekers te verwerken. Het getoonde ontwerp van het Parijse architectenbureau Serero bleek al snel een canard. Mooi en spectaculair was het ontwerp wel, maar het silhouet zou er wel heel drastisch door veranderen. Zou dat erg zijn geweest? Mwah, misschien wel, misschien moeten sommige dingen gewoon blijven zoals ze zijn.
Tekst: Jo Simons