Zelfs op het gebied van shopping is Koolhaas een autoriteit. In het boek The Harvard Design School Guide to Shopping wijden de meester en zijn Harvard-studenten 800 pagina’s aan de sociaal-maatschappelijke, technologische en architecturale uitingen van dé favoriete vrijetijdsbesteding van de 20ste eeuw. Nu komt tout le monde kijken wat die technische en architectonische innovatie en nieuwe marketingstrategieën betekenen voor een winkel van het prestigieuze en uiterst luxueuze merk Prada.
De ontwerpen voor Prada’s flagship stores in New York, Los Angeles en San Francisco hebben van de Nederlandse visionair in één klap de hipste architect van het moment gemaakt. Scène 1. Actie! Rem Koolhaas, 21 jaar jong, kijkt met een stoere, onbevangen blik strak over de lens de chaotische wereld in. Opeens wordt hij door een verpleegster van achteren beslopen en aan het schrikken gemaakt.
Hij valt lachend in de armen van de verpleegster, die vervolgens een man blijkt te zijn. De scène eindigt als een vrolijke Rem hand in hand met de bizarre zuster het beeld uit loopt. Filmbeelden uit 1965, in stemmig zwart-wit, schokkerig en uit de hand gefilmd.
Scène 2. Het jaar 2000. Koolhaas ontvangt de prestigieuze Pritzker Prize. Schichtig kijkend, bijna beduusd neemt hij de meest prestigieuze architectuurprijs ter wereld in ontvangst.
Scène 3. Augustus 2010. Tijdens de architectuurbiënnale in Venetië ontvangt Koolhaas, volledig ontspannen, licht gebruind en gekleed in een perfect zittend Prada-kostuum, grapjes makend de Gouden Leeuw voor zijn volledige oeuvre in ontvangst. Hij merkt op dat het hem zeer verheugt om “midden in zijn carrière” nu al deze prestigieuze lifetime award te ontvangen.
Rotterdam Rem Koolhaas wordt in 1944 in Rotterdam geboren. Hij groeit op tijdens de wederopbouwperiode in de door de oorlog geteisterde en platgebombardeerde havenstad. Daarna woont hij met zijn ouders van 1952 tot 1956 in Indonesië, waar de sensuele tropen met hun andersoortige chaos hem diepgaand beïnvloeden.
Bij terugkomst in Nederland stuit de burgerlijke, rauwe saaiheid van Nederland hem tegen de borst. Hij kan moeilijk aarden en zoekt zijn toevlucht in het bruisende Amsterdam van de sixties, het centrum van vernieuwende kunst, gekenmerkt door het experimenterende Stedelijk Museum van de revolutionaire curator Willem Sandberg. De avantgardekunst die hij daar opsnuift, stimuleert Koolhaas om zich te verdiepen in een breed palet van onderwerpen. Vooral de filmwereld boeit hem, met als favorieten de films van Pasolini en Antonioni.
Vervolgens werkt hij voor de Haagse Post, onder andere als filmcriticus en lifestylejournalist. De journalistiek is een ideaal medium voor zijn enorme nieuwsgierigheid. Zo ontstaat zijn bijna kannibalistische relatie met informatie. Koolhaas, zoon van de bekende auteur Anton Koolhaas, begint te schrijven over design en architectuur; zijn artikelen vallen op door hun gedetailleerde observaties. Film is echter zijn grootste passie – de manier om controle te krijgen over zijn ambities en om zelf een statement te maken. Hij wordt lid van de 1,2,3-Groep, die bestaat uit een aantal opkomende Nederlandse filmmakers, zoals Jan de Bont, Robby Müller en Frans Bromet. Als collectief werken ze behoorlijk rock-’n -roll, en ze zien er ook zo uit.
Moraliteit Uiteindelijk besluit Koolhaas om zijn filmambities en de journalistiek achter zich te laten en in de voetsporen te treden van zijn grootvader, een bekende architect. Hij verklaart zijn overstap met de stelling dat de architectuur één van de laatste verbindingen is met de moraliteit; ze stelt je voor de keuze tussen goed en slecht. Bovendien zijn er veel raakvlakken tussen het schrijven van filmscenario’s en het maken van bouwwerken. In beide disciplines moet je een verhaal met een plot bedenken. Er moeten episodes worden ontwikkeld met een duidelijke montage, bijvoorbeeld door een rondgang in een gebouw naar een bepaalde suspense te leiden. Volgens Koolhaas is de architectuur bovendien uniek door haar toegankelijkheid en het duidelijke nut dat ze heeft.
Koolhaas studeert van 1968 tot 1973 aan de Architectural Association School in Londen. Daar vallen zijn denkwijze en andere inzichten al op. Als de studenten een verslag moeten maken over een mooi of bijzon- der gebouw, kiest Koolhaas voor de Berlijnse Muur omdat volgens hem “een bepaald geweldselement” in de architectuur onontkoombaar is.
In 1972 krijgt Koolhaas een beurs om in New York te gaan studeren aan de Cornell University. Zijn onderzoek over metropolis Manhattan leidt in 1978 tot de publicatie van Delirious New York, een boek dat hem een enorme reputatie als theoreticus zal opleveren. Manhattan is volgens Koolhaas het strijdtoneel voor de laatste fase van de westerse beschaving: de cultuur van congestie en hyperdichtheid binnen de vaste structuur van the grid, het mathematische, rechthoekige stratenpatroon.
Drie jaar voor de publicatie van zijn boek hebben Koolhaas en zijn vrouw, beeldend kunstenaar Madelon Vriesendorp, samen met de architect Elia Zenghelis en diens vrouw Zoe in Londen OMA opgericht. Koolhaas manifesteert zich in eerste instantie als ‘papieren architect’, door het houden van lezingen en het deelnemen aan discussies, exposities en prijsvragen. Als hij gaat samenwerken met Cecil Balmond, een bekend ontwerper, kunstenaar, denker en schrijver, wordt Koolhaas zich nog meer bewust van waar architectuur om draait. Hun eerste gezamenlijke project is een ontwerp voor het stadhuis van Den Haag in 1986. Maar ondanks het feit dat ze de competitie winnen met hun vernieuwende gebouw gaat de uiteindelijke opdracht naar de meer ervaren, maar formalistischer Amerikaanse architect Richard Meyer.
In 1992 breekt hij dan toch door, met de bouw van de Kunsthal in Rotterdam. Tal van prijsvragen en studies volgen, maar ondanks de lovende woorden en de erkenning die OMA krijgt, gaan veel opdrachten, zeker in het behoudende en moralistische Nederland, aan zijn neus voorbij. Reden genoeg om de focus te verleggen naar Europa, Amerika en, rond 2000, naar China.
Paradoxen Rem Koolhaas is een architect van tegenstellingen. Open en gesloten, binnen en buiten, duur en goedkoop. Van buiten zien zijn gebouwen er vaak uit als een brute doos, van binnen blijken ze een intrigerend en speels labyrint. Zijn werk is niet makkelijk onder een noemer te vangen. Aan de ene kant een bijna calvinistische afwijzing van frivoliteiten, maar er is ook een gevoelige en sensuele kant en altijd een spectaculair gebruik van materialen en bizarre oplossingen.
Eigenlijk is de filmische vormentaal in Koolhaas’ werk het meest herkenbare. Zijn gebouwen hebben de dramatiek van een filmdraaiboek. Een enorme, futuristische entree wordt bijvoorbeeld gevolgd door een nauwe roltrappenkloof. Er zijn momenten van verrassing, van suspense en vormbreuken, irritatie, voyeurisme, shock. Deze vorm van architectuur heeft iets onwerkelijks.
Een criticus schreef: “Je verlaat zelden een gebouw van Koolhaas zonder blauwe plekken.” Veel hiervan wordt toegeschreven aan zijn typische Nederlandse aard: een aparte en wat cynische of sarcastische vorm van humor, zelfspot en plezier in perversiteit, iets waar ook de Nederlandse cinema bekend om is.
9/11 De Bibliotheek van Seattle en de Casa da Musica in Porto zijn voor Koolhaas van internationaal doorslaggevende betekenis. Ze betekenen de bekroning van een ontwikkeling van bijna achttien jaar. Kort na 9/11 in 2001, wordt OMA gevraagd om met een voorstel te komen voor een nieuw World Trade Centre in New York. In 2002 komt een verzoek uit onverwachte hoek: het bureau mag meedoen met een ontwerpwedstrijd voor het gebouw van CCTV, de nationale televisie in Beijing, in het kader van de Olympische Spelen van 2008.
Koolhaas en de zijnen hebben dan net enkele teleurstellende ervaringen in de VS achter de rug. Een aantal grote projecten is niet doorgegaan en Koolhaas’ forse investering in Amerika levert nauwelijks rendement op. Hij is onder de indruk van de snelle ontwikkelingen in China, dat met de Olympische Spelen zijn prestige op het wereldtoneel wil vergroten. Daarom wordt van het land één grote bouwput gemaakt en worden de beste architecten van de wereld aan het werk gezet. Koolhaas krijgt de kans veel sneller en flexibeler te werken dan elders. Het wordt dus geen World Trade Center in New York, maar een megagebouw voor de Chinese staatstelevisie. En een nieuw filiaal van OMA in Hongkong.
Het CCTV-project is vanaf het begin controversieel. In China wordt gediscussieerd over de hoge kosten van het project. In het Westen zijn mensenrechtenorganisaties en de media vooral bezig met de morele kant. Hoe kun je als gerenommeerd westers architectenbureau een showpiece bouwen voor een communistisch regime dat structureel mensenrechten schendt? Koolhaas vindt dat zijn werk voor CCTV juist een bijdrage kan leveren aan een grotere openheid van het bewind; de open structuur en brede toepasbaarheid van het project is juist vanuit die gedachte ontworpen. “Ik ben ervan overtuigd dat de Chinese staatstelevisie uiteindelijk geprivatiseerd zal worden, daarom bouwen wij dit gebouw. De privatisering en de digitalisering van de media in China zullen voor een uiteindelijke bevrijding zorgdragen. Als het niet lukt om die bevrijding te bewerkstelligen, zal ik dat persoonlijk als rampzalig ervaren”, aldus Koolhaas in 2004.
CCTV is voor Koolhaas en OMA het eerste project op zo’n grote schaal: na het Pentagon is het gebouw ’s werelds grootste kantorencomplex. Nadat hij zijn werk uit Delirious New York opnieuw heeft bestudeerd, komt Koolhaas tot de conclusie dat voor dit project een herinterpretatie van de wolkenkrabber fascinerende nieuwe mogelijkheden biedt. In de ontwerpbesprekingen valt het Engelse trefwoord loop, alweer een filmische term. Het idee ontstaat om de onderdelen van een klassieke wolkenkrabber op te delen in vier losse buizen die door middel van een loop met elkaar worden verbonden.
Het technologisch gedurfde en baanbrekende ontwerp is zo vernieuwend dat de constructie alleen dankzij recent ontwikkelde architectuursoftware te realiseren is. Temeer omdat Beijing in een aardschokgevoelig gebied ligt. Het is een vereiste dat het gebouw schokken van 7 op de schaal van Richter kan doorstaan. De beide torens hellen tien graden over en zijn met elkaar verbonden door middel van een veertien etages hoge overspanning. In de twee torens worden zowel de televisieredacties als de administratieve diensten van CCTV ondergebracht. Het gebouw is ontworpen met ‘openheid’ als sleutelwoord; medewerkers en bezoekers kunnen zich door het hele gebouw bewegen. “Wat me fascineert aan het communistische systeem,” aldus Koolhaas, “is dat het formele respect voor collectiviteit nog sterk genoeg is om dit loop-ontwerp als zodanig te herkennen.” Naast het gebouw staat het Television Cultural Centre (TCC) met een theater voor 1500 bezoekers, danszalen en opnamestudio’s. In één van de torens komt het Mandarin Oriental, een vijfsterrenhotel met driehonderd zeer luxe kamers.
In de nacht van 9 februari 2009 ontstaat er een uitslaande brand in het TCC-gebouw, veroorzaakt door vuurwerk dat wordt afgestoken tijdens het Chinees nieuwjaar. De schade aan het gebouw, dat in de volksmond “het ding onderop de grote onderbroek” wordt genoemd, is enorm. De schuldigen aan de brand worden hard gestraft met gevangenisstraffen van zes tot zeven jaar. Ondanks Koolhaas’ hoopvolle uitspraken blijven toegenomen vrijheden in China tot op heden uit.
Preservation Koolhaas en OMA leken alomtegenwoordig tijdens de recent gehouden architectuurbiënnale in Venetië. Het ontwerp van OMA voor een culturele wijk in Hongkong was er te zien, maar vooral zijn expositie Preservation werd druk besproken. Met zijn bekende highbrowversie van Cruyffiaans taalgebruik ging Koolhaas er weer vol tegenaan: “Er is een obsessie met behoud, en de gevolgen daarvan zijn groot. We gaan een wereld tegemoet waarvan een deel in een voortdurende staat van verandering verkeert, en een ander deel, inmiddels al twaalf procent van het aardoppervlak, volledig wordt stilgezet. Chronocaos hebben wij die ontwikkeling gedoopt.” Koolhaas’ analyse van de positie van de westerse architect stemt niet vrolijk. De architect is onderdeel geworden van de vrijemarkteconomie, stelt Koolhaas vast. Hij bouwt niet meer voor de gemeenschap maar voor private partijen en werkt steeds vaker voor bedenkelijke regimes. Zelf mijdt hij iedere vorm van sterallures. “Ik leef ermee, ik ben een praktisch iemand. Ik kan er zeker niet over klagen. Op ons hoofdkwartier is iedereen immuun voor beroemdheid. En het is allemaal zo relatief. In het Midden-Oosten, waar ik ook vaak kom, kent niemand mij.”
Tags: architect, Architectuur, design, dutch design, gebouwen, interview, OMA, ontwerp, ontwerper, rem koolhaas