Het is altijd een van de chicste straten van de stad geweest. De straat met de adellijke stadspaleizen, de fijnste eetgelegenheden, theaters, hotels en dure modewinkels met hoofdzakelijk Franse mode. De straat ook die de tsaren rechtstreeks vanaf het Kremlin in zijn geheel aflegden naar hun winterverblijf in SintPetersburg. In het kader van de grote herinrichting van de stad liet Stalin in de jaren dertig de Tverskaja vrijwel in zijn geheel afbreken en vijftig meter breed weer opbouwen. De prachtige historische gebouwen moesten plaatsmaken voor grauwe kantoorkolossen en arbeiderswoningen. Maar er staan nog genoeg gebouwen uit de tijd van voor de revolutie om de straat nog altijd tot een van de mooiste van de stad te maken. De parades voor het Rode Plein komen traditiegetrouw vanaf Tverskaja, die de laatste paar kilometer naar het plein bergaf loopt, wat de indrukwekkende colonne militairen en oorlogsmaterieel een nog imposanter aanzien geeft.
Ik woonde op nummer 6, een luxueus driekamerappartement, tijdelijk gehuurd van een KGB-officier die de hele tent had volgehangen met afluisterapparatuur om te controleren of die buitenlandse journalist geen rare dingen deed. Ik viste ze uit de ouderwetse platenspeler, het luchtrooster en de telefoon en zorgde er verder voor dat de rare dingen buitenshuis plaatsvonden.
Het was de tijd dat Gorbatsjov de hele Sovjet-Unie op zijn kop zette en een monster baarde dat hemzelf uiteindelijk de kop kostte. Economisch was de tijd voor het land een absoluut dieptepunt en de winkels waren dan ook leeg. Echt leeg. Lege schappen met hier en daar een blikje vis over datum of een verdacht uitziende gedroogde worst die naar ontsmettingsmiddel rook. De meeste winkels namen niet eens meer de moeite om zoiets als een etalage in te ruimen, wat de winkelstraten een desolate aanblik gaf. Elke ochtend slofte ik, inmiddels geheel moedeloos geworden, toch maar weer naar de delicatessen zaak waar ik boven woonde, de Gastronom No. 1, om vervolgens weer met lege handen naar boven te gaan, waar ik uit de bijna lege koffer met voedselvoorraden uit Nederland nog een pakje kaascrackers en wat oploskoffie toverde. ‘Help Rusland de winter door!’ heette de actie die vanuit Nederland gestart was en die colonnes voedsel en kleding naar de eens zo trotse SovjetUnie bracht. En zo hielp ik mezelf de Russische winter door, met hier en daar een gescoord roggebrood, een worst of een droge vis en een ui. En wodka natuurlijk.
Wodka was eigenaardig genoeg elke dag wel ergens te ritselen. Halve litertjes Sibirskaja, Moskovskaya, incidenteel een zeldzame Altayskaya. In achterafstraatjes werden ze vanuit achterbakken van roestige Lada’s verhandeld. Wie genoeg wodka drinkt heeft van een lege maag geen last meer. Russen zijn bijna onmenselijk taai. Afgezien van de Rus had niemand dit leven volgehouden. Ik hield het niet vol. Ik wilde gewoon weer naar huis. Ik herinner me het laatste avondmaal in het neonverlichte keukentje. Op de felgroene formica keukentafel lag een half roggebrood en een ui met ernaast een fles wodka, plus het menu kaartje voor de terugvlucht dat Swissair had geleverd, samen met het ticket. Ik kon mijn ogen er niet vanaf houden: voorgerecht, hoofdgerecht, nagerecht en kaas. Dat alles zou mij de volgende dag deelachtig worden. Ik rukte het bijna uit handen van de stewardess.
Geen buren voor de baas Nu, ruim twintig jaar later, ben ik voor het eerst weer in Rusland en loop ik weer door de stad. Ik ben uit de metro gestapt op de hoek met het Rode Plein, dat natuurlijk geen spat veranderd is. Het Kremlin staat er nog, Lenin ligt er nog, warenhuis GUM ziet er vanbuiten nog hetzelfde uit. Alleen waar vroeger het duizend kamers tellende Hotel Rossia stond, ligt nu een gapend gat waarvoor de stad bouwplannen had en waar president Poetin een park wil zien. Ik denk zomaar dat het een park gaat worden. De baas heeft het liefst geen buren. En de baas laat er geen twijfel over bestaan wie er de baas is, die woont in het Kremlin. De Tverskaja is een andere wereld geworden, alsof het stadsbestuur een wedstrijd uitgeschreven heeft wie de meeste uithangborden op de eens zo grauwe gevels kan aanbrengen.
Het cyrillische schrift is even wennen. PECTOPAH is RESTAURAN, weet ik nog, en ik weet hoe je Lenin schrijft, Vladiwostok en Sibirskaja, en dan heb je al heel wat letters te pakken, en dat de F een O is met twee streepjes als oren. Een kind kan verder de was doen, want veel woorden zijn best wel tot een betekenis te herleiden. ‘Autobus’ is ‘autobus’, maar dan dus in andere letters, ‘station’ is ‘station’, ‘roebel’ is ‘rubel’, ‘Moskou’ is dus ‘Mockba’, ‘menu’ is ‘menu’, ‘kaviaar’ is ‘kaviar’, ‘champagne’ is ‘sjampanje’. En zo probeer ik te ontrafelen wat er zich allemaal in de winkelstraat afspeelt. En dat blijkt hetzelfde als op de Champs Elysées of Fifth Avenue. Waar vroeger de Lada’s tuften, razen nu de duurste, westerse four wheels en limo’s tien rijen breed over de boulevards. Zara, Gucci, Versace, alle westerse luxemerken en nepmerken zijn er. Een C&A en een Franse Auchan, een Birkenstock, een Coop. En die aanblik is op slag zo gewoon dat mijn ogen afdwalen naar al die gevels die ik van vroeger herken, alles waar geen reclame op staat of hangt. Het gebouw van het stadsbestuur, het Bolshoi Theater, de Russische Doema, de Lubyanka, het hoofdkantoor van de KGB, en zowaar de vertrouwde gevel van delicatessenzaak Gastronom No.1, inmiddels Eliseevsky Gastronom geheten, waar de Münchener firma Dallmayr en de Parijse deli-zaak Fouchet samen hun hele voorraad lijken te hebben uitgestald.
Maar Moskou blijft Moskou, zij het dat de mensen er mooier en blijer uitzien en niet voortdurend meer botweg tegen elkaar opbotsen, iets waar de Sovjet-burger een patent op leek te hebben. En er is geen gebrek meer, als je er het geld voor hebt. Ik raad iedereen een bezoek aan de hoofdstad van het Rijk van het Kwaad van harte aan. Kijk alleen even naar het weer. Het kan in de zomer gruwelijk heet zijn en in de winter barbaars koud.
Tekst: Jo Simons
Foto’s: www.istock.com
Tags: Reizen Moskou Rusland citytrip reis Russisch oostblok Sovjet wodka Sovjet-Unie