MENU

Eiffel’s toren, baken van staal

Noorwegen – De koude stilte

mei 14, 2013 reageren (0) Views: 2381 Travel redactie blvd

Buenos Aires – Het verdriet van Máxima

De paar honderd vierkante kilometer snelweg die Nederland heet, moet als claustrofobisch ervaren worden. Máxima schijnt er geen last van te hebben. Althans, het grootste deel van het jaar houdt ze het voor zich. Twee keer per jaar is ze goddank weer op de plek waar ze als kind haar vakanties vierde, het natuurgebied van de meren bij San Carlos de Bariloche, in het Andesgebergte tegen de grens met Chili, een gebied dat alleen al net zo groot is als heel Nederland.

Dé Argentijn De Nederlander bestaat niet, zei Máxima bij gelegenheid. Dat ging over de multiculturele samenleving. Je zou toch bijna zeggen: als er iemand niet bestaat, dan is het wel dé Argentijn. Als hij al bestaat, dan hooguit een eeuw – en dan nog. Meer dan negentig procent van de inwoners komt uit een ver buitenland en woont er hooguit sinds 1880. Dat was het begin van wat in Argentinië de ‘Gouden Halve Eeuw’ genoemd wordt, de vijftig jaar waarbij snel grof geld verdiend werd met de export van graan en vlees. Uit alle windstreken trokken gelukzoekers naar het land. Spanjaarden en Italianen, Polen, Duitsers, Engelsen, Scandinaviërs, Nederlanders en een grote groep Europese Joden.
Door de straten van Buenos Aires zwierden de grootste Amerikaanse sleeën, en in een wilde bouwwoede ontstond in korte tijd een stad die nog steeds de bijnaam ‘het Parijs van Zuid-Amerika’ met verve draagt. En ze liggen er nog allemaal, de brede avenues met art-deco- en art-nouveaupaleizen, een mengeling van Italiaanse stijl en een soort Zuid-Amerikaanse neobarok. Als klap op de vuurpijl werd ook maar meteen de breedste straat van de wereld aangelegd, de twintig rijbanen brede Avenida 9 de Julio.
En ook de toegestroomde emigranten zijn niet meer weggegaan. Nu woont er dus de derde of vierde generatie van al die verschillende culturele achtergronden, die zich wonderlijk genoeg heel erg Argentijn voelt. En dat is wat Máxima waarschijnlijk bedoelde en waar ze als geen ander over mee kan praten. Dat is het fenomeen dat ook bij andere jonge naties als de VS of Australië te zien is. Zo is eenieder die in Argentinië geboren is Argentijn, en het nationalisme wordt er in de scholen regelrecht ingestampt. De vlag wordt dagelijks gehesen en het volkslied wordt dagelijks gezongen. Geschiedenisjaartallen worden uit het hoofd opgedreund en liederen over volkshelden ten gehore gebracht. De Argentijn is er trots op Argentijn te zijn. En hij bestaat dus. Misschien dat de Nederlander niet zo Nederlands is, autochtoon noch allochtoon, misschien is dat wat Máxima bedoelde. Niet alleen is de Argentijn heel erg Argentijn, hij is ook nog eens de trotse verbreider van wat als zijn volksaard wordt gezien: vrolijk, gastvrij en altijd in voor een feestje. Wie er rondreist zal er veel genoegen aan beleven. Met een beetje geluk kom je zo, ook al ken je er niemand, op vele asados, barbecues met enorme lappen Argentijns vlees die weggespoeld worden met grote hoeveelheden koppige Malbec. Waarbij elke nieuwkomer – man, vrouw, bekende of niet – verwelkomd wordt met de gastvrije Argentijnse klapzoen. Ik kreeg hem ook van iedereen met wie ik toevallig een busje deelde. Ah, nieuwe mensen, leuk! En of je het wilt of niet, altijd en overal word je geacht een kopje maté te delen. Een soort hete thee, getrokken van de bladeren van de matéplant. Dat is het goede nieuws, het slechte nieuws is dat het een uiterst bitter goedje is, en dat je het ook nog eens met z’n allen deelt, uit hetzelfde metalen rietje. Lekker collectief slobberen uit een bakje bittere drab. Je went er niet aan en je zou toch denken dat iedereen voortdurend ziek is.

Dan maar voetbal Ook met voetbal heeft onze kersverse koningin het niet getroffen in ons land. Niet alleen verliezen we op heel slechte momenten van het Argentijnse elftal, zoals in de dramatische WK-finale van 1978 (“Rensenbrink! Paal!”), maar ook de vaderlandse competitie is er beduidend spectaculairder dan hier. De hoofdstad Buenos Aires telt met San Lorenzo de Almagro, Independiente, River Plate, Vélez Sársfield, Racing, Tigre, Argentinos Juniors en Boca Juniors maar liefst acht eerste-divisieclubs van niet gering kaliber, met ieder hun eigen gigantische stadion. Dus worden er elk weekend zeker twee, en met een beetje geluk wel vier plaatselijke derby’s gespeeld op leven en dood, want dat is zoals voetbal in Argentinië gespeeld wordt, het blijft Zuid-Amerika. De meeste sterspelers vertrekken al snel naar Europa voor het grote geld, maar het behoorlijke niveau dat overblijft compenseert veel met inzet. Het spectaculairst zijn de wedstrijden van Boca Juniors thuis. Hier speelt ook nog steeds het 35-jarige fenomeen Juan Román Riquelme, de man die van Van Gaal bij Barcelona geen seconde mocht aantreden, maar de sterren van de hemel speelde in de Copa América. De wijk La Boca is een van de meest kleurrijke van de stad, zo kleurrijk dat je er ’s avonds beter niet kunt zijn. Het is de oude armelijke havenbuurt. Het stadion ligt middenin de woonwijk. Het heeft nog veel staanplaatsen en steil oplopende tribunes die pal aan het speelveld liggen. De verhalen over hoe gevaarlijk de buurt is, zijn wat overdreven, maar het is raadzaam om in de wijk Caminito te blijven. De rest van Buenos Aires is overigens ook ’s avonds en ’s nachts veilig genoeg om gewoon op straat te lopen.
Het onverslaanbaar geachte Nederlandse vrouwenhockeyteam krijgt er de laatste jaren trouwens ook al van langs van de Argentijnse vrouwen. De Argentijnse dames zijn zowel regerend wereldkampioen als Champions Trophy-winnaar.

Een bakkie troost dan maar Ook daar had Máxima niet voor naar Nederland gehoeven, want in een land waar meer dan zeventig procent van de bevolking van origine Spaans of Italiaans is, is de koffiecultuur heilig. Elke straathoek herbergt wel een café, vaak erg auténtico, waar de buurt zich verzamelt voor ontbijt, babbel en zaken. In de gezellige, ouderwetse uitgaansbuurt San Telmo zijn veel mooie grote ouderwetse cafés, waar je je rustig voor een paar uur kunt installeren met een krant en een kop koffie, maar waar je ook kunt lunchen of dineren. Een fantastische plek voor lunch als je in het centrum bent is het klooster van Santa Catalina, een oase van rust middenin de drukte van de stad. In de kloostertuin is een restaurant waar je heerlijk in de schaduw onder de bomen kunt eten.

Stoere mannen en passievolle nachten Zeg nou zelf, wat heeft Nederland nu te bieden aan stoere mannen? Een watje van een boer die een vrouw zoekt? Daar zal een Argentijnse toch niet warm voor lopen. Een gaucho, een originele ZuidAmerikaanse heetbloedige cowboy die maandenlang met zijn kudde over de onmetelijke pampa zwerft, met zijn stoere leren uitrusting, lasso’s, dolken en geweren, kom daar eens om in, zeg Oost-Groningen of de Flevopolder. Echte mannen dus, geen bollen- of zorgboer. Voor toeristen zijn ze niet ver buiten Buenos Aires te zien. Gewoon op de originele ranches waar ze werken en waar ook gasten ontvangen worden. La Porteña de Areco is een aardige, waar ze voor de lunch enorme barbecues aansteken. Een andere is La Plegaria, waar de gauchos aan het werk te zien zijn.
Als koningin zit het er niet meer in, maar als vrijgezelle Argentijnse had Máxima er wel slag van, naar verluidt: feesten tot in de vroege uurtjes, dat is wat de Argentijn graag doet.
De gaucho’s die vroeger, na maanden in de wildernis, in de stad ook wel weer eens wat wilden, waren voornamelijk aangewezen op bordelen. De dans waarmee de vrouwen van lichte zeden de mannen verleidden, de tango, was dan ook lange tijd een verderfelijke vorm van vertier waarvoor de burgerij haar neus optrok. Maar de frivole, jonge Argentijnse rijkeluiskinderen die in het begin van de 20ste eeuw Parijs aandeden, waren er niet vies van en introduceerden de wufte dans in de Parijse danstenten. En zoals dat gaat, als de dans uit Parijs komt, dan is hij ook goed genoeg voor Argentinië, en zo kwam de tango met een omweg in de danszalen van Buenos Aires terecht. Een beetje gekuist, maar nog steeds een lichamelijke happening tussen man en vrouw. Ga kijken of doe mee, voor elk wat wils. Het leukste zijn de milongas, de plekken waar de gewone Argentijn naartoe gaat om te dansen. Ze liggen vrijwel allemaal in San Telmo. Een showtje is ook leuk, maar anders. In de milonga komen veel goede dansers en er is vaak een live orkest. De begintijden zijn rond tien, elf uur ’s avonds, en het feest houdt soms pas op om zes uur in de ochtend. Bij de meeste milongas kun je lessen nemen. Je hoeft daarvoor niet met partner te komen, er wordt gewoon gewisseld. Je danst dus local. Een uurtje kost meestal €5.
Een nachtje tango, met de gierende bandoneon à la Ástor Piazzolla en de slepende weemoedige liederen à la Carlos Cardel, hakt er romantisch hard in. Geen wonder dat Máxima een traantje moest plengen bij het lied ‘Adiós Noniño’ van Piazzolla bij haar huwelijk. Geen passievolle nachten meer in de armen van een tangodanser. Maar ach, als je ervan houdt, koningin zijn is ook een fijne bezigheid.

Tags: