‘Lullen als Blokhuis’, het zou een gevleugelde uitdrukking kunnen zijn, met alle respect uiteraard. Gooi er een kwartje in en de sidekick van Matthijs van Nieuwkerk komt met een prachtig verhaal over een artiest, een band, een riffje zus of een loopje zo. Of hij dist een anekdote op over een obscure countryzanger, liefst nog vergezeld van diens muziek. Niemand die zo smeuïg kan vertellen over popmuziek als Leo Blokhuis, de domineeszoon die de draaitafel tot katheder heeft gemaakt.
Hij is bij het grote publiek bekend van de Popquiz, de Top 2000 à gogo en De Wereld Draait Door. Even was hij voer voor de roddelpers vanwege zijn liaison met actrice Ricky Koole, waarvoor hij zijn vrouw en vier kinderen verliet en met wie hij inmiddels een zoon heeft. Met Ricky staat hij nu in zijn tweede theatershow, Laagland, waarin hij verhalen vertelt over muziek en zij zingend de daad bij Leo’s woord voegt. Blokhuis wordt steeds veelzijdiger; hij heeft ook alweer vijf goed verkopende boeken (met cd’s) over muziek geschreven, die hij ook zelf vormgeeft. Als laatste verscheen onlangs The Sound of the West Coast 1965-1979.
Programmaverzinner Van Dijk & Co in Amsterdam-Noord. In de verte zie ik Leo, Ricky en baby Otis uitstappen. “Ik kom hier vaak”, zegt Blokhuis even later, met de glimlach van de echte liefhebber, als we tussen de vintage meubels doorlopen, “Ik hou van mooie dingen. We gebruiken dit soort meubels en lampen vaak voor onze theatershows. Het decor van Laaglandhebben we helemaal samengesteld uit meubilair van de Belgische douane. Ons huis staat ook vol met dit spul.” Even later zitten we buiten in de zon.
Wilde je zelf singer-songwriter worden? “Nee. Natuurlijk, ik stond als tiener natuurlijk wel eens voor de spiegel en droomde ervan dat ik de beste gitarist ter wereld was. Alleen, die wens was blijkbaar niet zo diep geworteld dat ik er ook gitaarles aan gekoppeld heb, en dat is toch wel vrij essentieel. Ik kan vier akkoorden op een gitaar spelen en drie akkoorden op een bas, en dat is het wel.” Hij ontdekte de muziek pas toen hij een jaar of dertien was. “Ons gezin verhuisde vaak. Toen we naar Schiedam verhuisden, in 1974, ging het heel snel. Ineens had ik een cassetterecordertje en een draaitafel, en al mijn zakgeld ging in plaatjes zitten. Ik probeerde mijn oudere broer altijd te overtuigen van de kwaliteit van een plaat, want hij had meer geld dus hij kon ze kopen.” Crosby, Stills, Nash & Young, Colin Blunstone, Yes en Pink Floyd. Punk vond hij hele slechte muziek en disco armoe.
En Satrurday Night Fever? “Die film vond ik om een andere reden goed, namelijk vanwege de doorbraak van John Travolta als acteur. Ik had wat langer zwart haar, in ieder geval langer dan nu, en een putje in mijn kin, dus ik lag als tiener ineens heel erg goed bij de meisjes in mijn klas.”
Wat was je jongensdroom? “Iets bij de omroep worden. Wat, wist ik niet precies. Programmamaker, programmaverzinner. Presentator niet, dat heb ik nooit willen worden. Ik had een enorme fascinatie voor Hilversum, als jochie al. Ik heb ooit mijn schoolvriendje toen ik dertien was tijdens een Tienertoer gedwongen een onmogelijke omweg te maken via Hilversum. We hebben daar verder niks gedaan, maar ik wilde daar per se heen.”
Als gereformeerde jongen ging hij naar de Evangelische School voor de Journalistiek in Amersfoort. Omroepjournalistiek, daar deden ze niet aan. Als je maar een goed verhaal kon schrijven. “Achteraf zit daar zeker wat in. Mensen vragen me wel eens of ik mijn boeken zelf schrijf. Ja, natuurlijk, dat is mijn vak.”
“Via een stage kon ik terecht bij de EO, dat vonden mijn ouders wel mooi. Niet dat mijn vader nou zo zwaar gereformeerd was, we komen niet uit de zwartekousenkring. Nederlands gerefomeerd waren we. Een beetje tussen Huub Oosterhuis en Maarten ‘t Hart in.” hij mocht een uurtje vullen, Muziek Motief, op Radio 3, op woensdagmorgen negen uur, tussen Ronduit van Jan van den Bosch en De Muzikale Fruitmand. Voorzichtig introduceerde hij dan weleens “een kalm trackje van REM of U2”.
Toen het programma in 1990 stopte, was hij zo in de smaak gevallen dat Jan Douwe Kroeske hem vroeg mee te werken aan de 2 Meter Sessies voor de VARA. Als freelancer, Blokhuis heeft nooit ergens ‘voor vast’ gewerkt. Zijn doorbraak naar de televisie volgde toen hij in 1999 door de NPS werd gevraagd te helpen met het opzetten van een nieuw programma: de Top 2000 en de bijbehorende Popquiz.
“Op een dag zat ik in de studio met cd’tjes en minidiskjes te kloten, toen zei de regisseur: dát vind ik leuk, dat wil ik in beeld. Ik zei: als je een diskjockey wil, moet je een echte nemen. Maar een tijdje later ontstond er een dispuutje over een van de vragen die Matthijs (van Nieuwkerk, red.) moest oplezen, en ik viel Matthijs bij. Toen zei de regisseur: we hebben ook een jury nodig. Daarna hebben we een pilot gemaakt, ik had nog een koptelefoon op, en dat vond iedereen leuk.” Een jaar later stond hij ook in de Top 2000.
Bevalt het bekende Nederlanderschap? “Ik vind het wel leuk dat ik het mag doen, maar ik hoef niet koste wat kost op tv, helemaal niet. Maar goed, er zit natuurlijk wel een ijdel kantje aan. En je hebt er profijt van, natuurlijk. In het theater komen best veel mensen, dat heeft daar alles mee te maken. En dat mijn boeken goed verkopen ook. Grijsgedraaid gaat al naar de veertigduizend, mijn laatste boek naar de dertigduizend.” scherp randje Uiterlijk zijn ze elkaars tegenpolen. Presentator Matthijs is van de Italiaanse pakken, zelf draagt hij graag Hans Ubbink.
Deel je Van Nieuwkerks passie voor Charles Aznavour? Blokhuis grijnst en antwoordt diplomatiek: “Ik heb me twee jaar geleden voor mijn boek City to City op de Franse muziek gestort. Waar ik toen achter kwam, is dat rock-‘n-roll nooit heel groot is geworden in Frankrijk. Kijk, rock-‘n-roll is niet de meest intelligente kunstvorm, het zijn vaak heel basale onderbuikgevoelens die verklankt zijn. Waar Bob Dylan nog wel eens met een beat poet in contact kwam, daar zaten die Fransen met Jean Paul Sartre, Simone de Beauvoir en Boris Vian in het café. Dat lijntje tussen literatuur, filosofie en kunst was in Parijs veel dunner. Niet dat er veel Franse chansons in mijn top tien staan, maar ik vind het wel ongelooflijk interessant. En die Aznavour heeft toch een paar heel erg mooie dingen gemaakt. Het mag misschien niet, maar ik vind ‘La Mamma’ zo’n on-ge-loof-lijk goed nummer!”
Als muzikaal auteur en verteller moet hij vaak zijn eigen taal uitvinden,. Je zou het kunnen vergelijken met een wijnschrijver. Blokhuis heeft het dan over “een lief liedje met een gemeen scherp randje”. “Ik kan me voorstellen dat er een soort visserslatijn in sluipt”, erkent hij. “Als ik liedjes beschrijf, moet ik woorden vinden voor de klanken die je hoort. Daar moet ik echt heel goed over nadenken. Voor mijn boeken zit ik daar echt op te kauwen. Hoe leg ik het verschil uit tussen twee versies van hetzelfde liedje zonder heel wollig te worden? Net zoals een wijnschrijver het liefst zou zeggen: proef maar even, zou ik willen zeggen: luister even, hoor je dat die gitaar een beetje rafelig klinkt?”
Wat maakt voor jou goede muziek? “Even kort door de bocht: als het me raakt. Ik zoek niet per se naar virtuositeit. Of iemand 150 noten per minuut kan raken, dat boeit me helemaal niet. Ik heb bijvoorbeeld weinig met van die virtuose jazzrock. Maar het is altijd een kwestie van smaak natuurlijk, want hier beledig ik weer een heel grote groep muziekliefhebbers mee. Ik schrijf nooit een heel genre af, maar ik heb bijvoorbeeld heel weinig heavy metal in de kast staan. Ik hou van eerlijk, geen opsmuk, geen gedoe. Het moet ook niet te perfect zijn. Ik heb toevallig een symposium geleid voor mensen die muziek maken, daar was een jongen, Palmbomen is zijn artiestennaam, die in zijn eentje een band vormt met allerlei elektronica. Maar hij probeert die menselijke maat weer terug te krijgen door wat hij op de computer maakt op te nemen op een oude VHS-band of een cassettebandje.”
Vind je als fijnproever de muziek van de Top 2000 naarmate die dichter bij de nummer 1 komt, minder interessant worden? Aarzelend: “‘Hotel California’, ‘Bohemian Rhapsody’ en ‘Stairway to Heaven’, dat zijn monumentale composities, alleen de verrassing is er natuurlijk wel af. Ik heb een soort onstilbare honger naar nieuwe dingen, dingen die net zijn uitgekomen of die ik opdiep uit de obscuriteit. Maar ik vind de Eagles echt een fijne band, daar maak ik me bij mijn collega’s een beetje belachelijk mee. Er zitten hele goeie koortjes in.” De aantrekkingskracht van de Top 2000? Jeugdsentiment, nostalgie, denkt ook Blokhuis.
“Voor een deel wordt je jeugd natuurlijk alleen maar mooier, naarmate je ouder wordt. Je kunt vaak mensen heel goed inschatten als ze hun favoriete plaatjes noemen, al heb je ze niet eens gezien. Het zijn de liedjes van tussen je vijftiende en je twintigste. Hoe hard radio ook probeert die lijst jonger te maken, en dat lukt ook wel een beetje… Ik vind het mooi dat de Top 2000 nu zo’n succes heeft, alleen jammer dat de televisie daardoor denkt: we doen al zoveel aan muziek. Al die mensen die van de Eagles houden, kan ik, dat weet ik bijna zeker, voor een groot deel winnen voor een band als Midlake. Alleen krijg ik daar nu niet de gelegenheid voor.”
Spot je ook nieuwe bands? ‘Ik wil weten wat er nu gebeurt, ja. Het is een misverstand te denken dat ik na 1976 gestopt ben naar muziek te luisteren. Er wordt op het moment heel erg inspirererende en goede muziek gemaakt. Midlake, Fleet Foxes, de Decemberists, en in de soulhoek Cee Lo Green, bijvoorbeeld. In het theater duik ik de muziekgeschiedenis in, maar ik laat ook altijd even een tip als de nieuwe Amos Lee horen.”
Rijp en groen, jong en oud komen naar hun voorstellingen, zegt hij. Laatst, in Volendam, zat Nick er nog, van Nick & Simon. “Hij stuurde een razend enthousiaste mail.”
Hoe schat je de zangkwaliteiten van Ricky in? “Ze heeft een geweldige stem, en die ontwikkelt zich nog steeds. Ze heeft op de Kleinkunstacademie zowel zang- als acteerles gehad. Toen ik haar leerde kennen was ze vooral van de kleine singer-songwriterliedjes, maar tegenwoordig durft ze haar scheur open te trekken, dat vind ik heel erg goed van haar.
“Ik ben haar tegengekomen tijdens een opname van de Top 2000. Aanvankelijk dachten we nog dat we goede vrienden zouden kunnen worden, omdat de eerste klik de muziek was. We wilden toen al iets in het theater gaan doen, maar dat hebben we uitgesteld. Het was een lastige tijd. We hadden geen van beiden trek in gedoe, maar toen bleek dat het te moeilijk was om dat privédeel uit schakelen.” Veel wil hij er liever niet over kwijt.
“Er wordt soms een romantisch verhaal van gemaakt, van: goh wat leuk! Maar ik ben me er altijd van bewust dat mijn kinderen en mijn ex daar een ander beeld van hebben. Het interesseert me meer wat zij daarbij voelen dan wat de rest van Nederland er van denkt. Ik ben heel erg gelukkig met Ricky, het gaat heel goed, maar zoiets, daar kom je niet schadevrij uit. Ik ook niet, hoewel ik een prima relatie met mijn kinderen en ook mijn ex heb”
En nu heeft hij zelfs een vijfde nakomeling. “Dat had ik ook van tevoren niet verzonnen. Maar ja, als een vrouw een kind wil, dan moet je wel met een heel goed verhaal komen …maar toen ze zwanger was, was ik alleen maar blij en nu ben ik ongelooflijk gelukkig met dat mannetje.” Overigens heeft Ricky de naam Otis verzonnen, zegt hij. “Ik heb nog heel erg geprobeerd te ontkennen tegenover Matthijs dat hij naar Otis Redding is vernoemd, toen zei hij: ‘Ja hoor Leo. Maar als Otis Redding niet kon zingen had ’ie geen Otis geheten.’”
Woordkunstenaar Leo’s devies lijkt: enthousiast blijven. Je zult hem niet snel een plaat of artiest horen afkraken. “Mij werd laatst gevraagd: wat is de meest overschatte plaat? Ik praat liever over de meest onderschatte plaat. Want als de hele wereld geniet van Céline Dion, laat mensen daar dan van genieten. Ik hoef ze dat genoegen niet af te nemen. Ik vind het een zegen dat er zoveel verschillende smaken zijn, anders zou er geen goeie muziek bestaan.”
Je maakt al twintig jaar een radioprogramma met Mart Smeets. Is diens enthousiasme van de overtreffende trap ook het jouwe? “Ik vind Mart buitencategorie, zijn enthousiasme vind ik echt aanstekelijk. Een woordkunstenaar, en iemand die behoorlijk fenomenaal in zijn feitenkennis zit. Mart is gewoon een vriend, je gaat van mij geen slecht woord over hem horen. Waar ik van hou in soul is dat je dingen effe lekker vet mag aanzetten. Heb je drie minuten, pak ze gewoon en haal het drama er helemaal uit. En dat doet Mart in zijn presentatie. Als iedereen dat zou doen, zou je doodmoe worden. Maar er is er gelukkig maar één van.”
En heb je zelf stilistische voorbeelden? “Nee, ik ben me daar niet bewust van. Als ik een stijl heb, heb ik hem van mijn vader. Ik weet niet of ik dit mag zeggen… ach, welja. Ze hebben hem in het ziekenhuis gevraagd of hij even alleen zijn mond open wilde doen om te eten.” (lacht). “Mijn vader is een begenadigd spreker, hij kan goed een verhaal afsteken en is altijd enthousiast, en hij heeft altijd een anekdote paraat. Dat bewonder ik heel erg. De behoefte om dat enthousiasme te delen, dat komt bij hem vandaan.”
Tekst: Fabian Takx
Fotografie: StephaniepisteL.com
Styling: Geert-Jan Renzen @ Faas Veronique.com
Tags: blokhuis, DWDD, interview, jukebox, leo, leo blokhuis, Mart Smeets, Matthijs van Nieuwkerk, muziek